Nog heel even geduld, en dan …

Dit zijn de laatste dagen voordat het grote moment daar is. Dit zijn de laatste dagen waarin ik in onwetendheid verkeer. Over hoe het gaat lopen en hoe mijn werk ontvangen wordt. Want dit zijn de aller, allerlaatste dagen voordat de stapel boeken binnenkomt en ik de verhalen uit mijn onderzoek aan de wereld presenteer.

Zo heb ik mij heel lang niet meer gevoeld. Deze situatie is vergelijkbaar met de verwachtingsvolle spanning wanneer je in het eerste vliegtuig stapt met een one way ticket in je hand en op wereldreis gaat. Ik ken dat.

Hoe goed je de routes ook uitstippelt en hoe veel plannen je ook maakt, je weet uiteindelijk toch nooit hoe het loopt.

Anderen zouden het nieuws allang van de daken hebben geschreeuwd en op alle sociale media berichten hebben rondgestrooid. Ik niet. Ik wilde eerst zeker weten dat het werk af kwam en dat het resultaat er mag zijn.

Want misschien komt er beetje reuring en wervelt er straks een klein stofwolkje op, waarna de rust weer terugkeert.

Maar evengoed kan datgene gebeuren wat ik al vanaf dag één heb vermoed. Namelijk dat ik echt een bijzonder verhaal te pakken heb en dat ik iets ga presenteren wat later als een standaardwerk wordt beschouwd.

Tot die tijd verkeer ik in het ongewisse.

Nu is alles nog rustig.

Misschien zal ik later terugdenken aan dit moment.

Vergankelijk of van blijvende betekenis

Eeuwenoude terrassenbouw op La Gomera

‘Geld is belangrijk voor werknemers, maar zeker niet hun hoogste prioriteit.’ zegt socioloog Richard Sennett in verband met de flexibilisering van de arbeidsmarkt. ‘Ze hebben een verhaal nodig over hun werkende leven. Iets waarop ze achteraf tevreden kunnen terugkijken: dit heb ik door hard werken stapje voor stapje bereikt, en mijn kinderen zullen het op hun beurt nog beter krijgen.’ (De Volkskrant, 1 juli 2017.)

Met de imposante uitvaartceremonie van koningin Elizabeth II vers in het geheugen, maak ik de balans op van wat ik zelf heb bereikt tussen 1981 en 2021. Professioneel gezien en voor mijn niet bestaande kinderen.

Qua werk bestond het overgrote deel van mijn bijdrage uit ervoor zorgen dat de juiste gegevens tijdig en compleet beschikbaar waren. Financiële administraties, afspraken in agenda’s en contracten, notulen van vergaderingen, urenstaten en voorraadbestanden. Ik verschafte anderen inzicht, zodat zij gefundeerde besluiten konden nemen. Al mijn werk is inmiddels door de shredder gehaald. Voor de belastingdienst geldt een bewaarplicht van zeven jaar.

Het studiemateriaal, waaraan ik heb gewerkt, is dezelfde weg gegaan. Naar huidige maatstaven zag onze vormgeving er niet uit. Maar in 1990 bracht mijn werk een verbetering. Hoeveel mensen hun diploma hebben gehaald dankzij mijn bijdrage, weet ik niet. Het is lastig na te gaan. En het bedrijf waarvoor ik werkte, is in een conglomeraat opgegaan. Misschien hebben ze uit nostalgische overwegingen nog een syllabus bewaard.

En dan die internationale ontwikkelingsorganisatie. Mijn bijdrage was een schakeltje in een proces waaraan vele mensen samenwerkten. Een proces dat bovendien door tal van factoren beïnvloed werd. Er zijn genoeg evaluatierapporten geschreven met resultaten en effecten. Jaren zijn voorbijgegaan. Hoe het nu met de betrokkenen gaat? Wat de lange-termijneffecten van bepaalde programma’s zijn? Ik zou het graag willen weten.

Wat is er echt blijvend? In mijn geval boven alles het genealogische onderzoek naar mijn voorouders. Duizenden in vergetelheid geraakte mensen zagen hierdoor opnieuw het daglicht. Op mijn familiewebsite zullen ze nog wel even voortleven. En in een volgend bericht onthul ik hoe zij zich digitaal blijvend verspreiden.

Opmerkelijk, dat vrijwilligerswerk zoveel duurzamer lijkt te zijn dan betaald werk. Bovendien kreeg ik de belangrijkste inzichten voor mijn latere werk in de ontwikkelingssector dankzij verdieping in de leefomstandigheden van mijn voorouders. Wat ik daarna op de universiteit leerde, was hiervan een bevestiging.

Je zou denken dat ik mijn welvaart en vermogen heb te danken aan mijn werk. Maar ook mijn (voor)ouders hebben direct of indirect bijgedragen. De banen zorgden vanaf 1981 voor brood op de plank en voldoende geld om te reizen. Vervolgens zorgden die reizen en het familieonderzoek voor nieuwe kennis en inzichten. De inzichten deel ik sinds 2013 op mijn blog. Maar wat daarvan nu het effect is?

(De basistekst van dit logje uit juli 2017 is onlangs gewist bij de sloop van mijn blog. Het blijft relevant en daarom publiceer ik het opnieuw.)

Originele denker out of the box

Dit herken je vast: Je zit op je werk, staat op het voetbalveld, of bent op bezoek bij je schoonfamilie. Je krijgt een briljante ingeving. In je enthousiasme deel je jouw idee met iedereen die het maar horen wil. Helaas. Niemand wil het horen. Sterker, ze kijken je een beetje meewarig aan. Zo van: heb je haar of hem ook weer. Ik moet eerlijk bekennen dat mij dit regelmatig overkomt.

Wat mij ook overkomt, is dit. Ik heb een briljant idee en een ander gaat daarmee aan de haal. Als voorbeeld denk ik terug aan een echt gebeurd voorval.

Ik was met een groepje Nederlanders op vakantie in Jordanië. We lagen even buiten Aqaba op het strand te zonnen en zwommen lekker in zee. Toen stopte er een auto. Eruit stapten vier Saoedische mannen. Zij liepen naar ons toe en gingen vlak bij ons staan. Vervolgens keken ze ongegeneerd minutenlang verlekkerd naar al dat blanke vlees. Geleidelijk aan werd dit toch wel wat irritant.

En let nu even heel goed op.

Toen zei ik dus tegen het meisje naast mij: ‘We moeten rustig naar ze toe lopen, pontificaal voor ze gaan staan en dan heel kalm van ieder van hen een foto maken’. Zij stond op en deed het nog ook. De vier mannen wisten niet hoe gauw ze met hun dikke buiken terug moesten rennen; snel hun auto in en daarna stoven ze weg. Geweldig!

We hebben er smakelijk om gelachen. Zij had ze maar mooi weggejaagd. Dat vond ik ook. Maar toen begonnen de anderen (waar ik bij stond) haar te complimenteren met haar goede idee. En wat deed zij? Zij hield haar mond en wees niet naar mij.

Ik krijg trouwens vaak alsnog gelijk, wanneer men mijn ideeën niet serieus neemt. Ik wrijf het er niet in hoor, helemaal niet. Ik waarschuw alleen maar even. Want een idee van mij werd onlangs ook al niet door de Volkskrant gepubliceerd. Gisteren bleek dat de Duitsers het nu gaan uitvoeren. Geen wonder dat zij ons zo vaak voorbijstreven.

(Dit logje uit november 2013 is onlangs gewist bij de sloop van mijn blog. Het blijft actueel en daarom publiceer ik het opnieuw.)

Over bullshit jobs en nuttig bezig zijn

Afgelopen zondag was er een heerlijke aflevering van VPRO Tegenlicht: Mijn bullshitbaan. Onzinbanen zijn functies waarvan werknemers zelf zeggen dat die geen maatschappelijke meerwaarde hebben. De marketingsector scoort hoog en de managementlaag doet het ook bijzonder goed. In zijn boek telt antropoloog David Graeber vijf soorten onzinfuncties, namelijk: wachters, bullebakken, oplapwerkers, afvinkers en opzichters. Als je leest wat hij hiermee bedoelt, zal je er vast wat in herkennen. Ik tenminste wel.

Een wachter is bijvoorbeeld een frontdeskmedewerker, die binnenkomende telefoontjes doorverbindt hoewel dat een onnodige tussenstap is. Zo ben ik aan mijn carrière begonnen: als receptioniste op een kantoor dat nauwelijks bezoekers ontving. Wel kwamen er telefoontjes binnen. Bij deze baan heb ik geleerd hoe belangrijk het is om te doen alsof je het enorm druk hebt.

Een bullebak is iemand die agressief nutteloze dingen doet. En jawel, daar is ’ie: de telefonische verkoper. Gelukkig ben ik voor dat werk afgewezen. Mijn stem viel namelijk weg tijdens het telefonische sollicitatiegesprek. Thank goodness!

Oplapwerkers lappen de schade op ‘die door slordige of incompetente superieuren is aangericht.’ (Ik zeg niets. Nee, ik zeg helemaal niets.) Of ze besteden een groot deel van hun werkzame tijd aan het overtypen van getypte teksten die niet digitaal zijn opgeslagen. Boy, oh boy! Ik heb duizenden gedrukte pagina’s overgetypt. Daar had ik een bijna fulltime baan aan. Ze waren zo slecht gekopieerd, dat geen scanner er raad mee wist. Ik ben trouwens best goed in typen.

De categorie afvinkers bezorgt mij een zekere gewetensnood. Dit zijn ‘banen die voornamelijk bestaan ‘zodat een organisatie kan beweren dat ze voor de vorm aan een bepaalde eis heeft voldaan’.’ Oei. Ik heb aan de kant gezeten van de opdrachtgever die vanwege financiering eisen moest stellen. Wel probeerde ik het geturf te beperken tot nuttige gegevens waar de afvinkende organisatie zelf wat aan had. Maar ik ken ook de andere kant die een mens tot wanhoop kan drijven. Zoals in een strak geautomatiseerd systeem formuliertjes invullen, terwijl onduidelijk is waartoe deze dienen.

Tot besluit zijn er opzichters, de overbodige superieuren. Denk aan de zorgsector, denk aan het onderwijs. Zij zorgen voor extra veel formulieren en bureaucratie. Hm, ik heb weleens een formulier ontwikkeld. Maar dat was slechts kort in gebruik, dus dat telt niet.

Ik ontmoet nogal wat oudere werkzoekenden die vrijwilligerswerk doen. Bijvoorbeeld op het vlak van zorg en welzijn, als taalmaatje voor een asielzoeker of als natuurbeheerder. Veelal hebben zij een lange loopbaan achter de rug. Sommigen van hen hebben nu pas het gevoel dat ze nuttig bezig zijn.