In de familie

Natuurlijk besef ik dat het gevoelig ligt. Wanneer ik contact opneem met familieleden van mensen van wie ik dagboekaantekeningen en brieven in mijn boek verwerk. Nabestaanden zijn het, allemaal. De personen in kwestie leven niet meer.

Het is altijd spannend wanneer ik contact zoek. Ik kijk op internet en doe een gok. Hopend dat mijn toenadering goed valt. De een gaat direct akkoord. De ander gooit mijn vraag eerst in de familiegroep.

Maar dat is niet wat ik bedoel met dat het gevoelig ligt. Je weet nooit hoe de onderlinge verhoudingen zijn. Je weet nooit wat er binnen een familie speelt. Je weet nooit wat de positie is van degene die je als eerste raadpleegt. En je weet nooit welke verborgen belangen er zijn. Aan de buitenkant kan het allemaal zo mooi zijn.

Toevallig heb ik ook familie, dus weet ik wat de gevoeligheden kunnen zijn.

In mijn familie is een soort transitie aanstaande. Een overgang. Een definitieve afsluiting. Een begin van een nieuwe fase, zonder.

Van de weeromstuit heb ik een draad opgepakt die twintig jaar was blijven liggen. Ik ben opnieuw op zoek gegaan. En deze keer heb ik het gevonden. Het kindje, waarover eens werd gesproken, maar dat geen naam gekregen had. Gewoon op WieWasWie.

De moeder van het kindje is jong overleden, vermoedelijk bij de eerstvolgende bevalling. Als zij niet zo jong was gestorven, was mijn opa nooit met mijn oma getrouwd, en dan zou de helft van mijn familie er niet zijn geweest.

Vreemd idee. Dat komt er nu van als je met families bezig bent.

Dag ouwe reus

Hij moet hier al een paar eeuwen staan: een grote beuk op een wildwal. Vrijwel al zijn jaargenoten zijn al verdwenen. Slechts eentje daarvan is twintig meter verderop gebleven. Wat die twee al hebben meegemaakt? Wat ze daar op hun landgoed al hebben zien passeren? Paraderende bevallige freules met witte, kanten parapluutjes misschien?

Slechts één roemruchte episode uit het lange leven van deze beuk is mij bekend. Die speelde zich af tijdens de Slag om Arnhem. Toen het Britse 156 Parachute Battalion het theekoepeltje probeerde te bereiken, maar eerst langs de vuurspuwende tanks van de Duitsers moest zien te geraken. Plus de Duitse achterhoede die de Britten bovenaan een helling opwachtte. Een paar maanden later kwamen er andere mannen langs. Rotterdammers met schoppen in hun handen. Waarschijnlijk prikken er hier en daar nog wat gemene granaatscherven in zijn bast.

Zelf ‘ken’ ik deze oude beuk pas zeven jaar. En eigenlijk vind ik het maar een raar geval. Vreemde uitstulpsels en vervormingen duiden op oude wonden. Meerdere takken zijn hem ontvallen, op een paar grote na. Juist die zware zijtakken trekken hem uit balans. Iemand heeft een vogelhuisje aan zijn knoestige bast gehangen en die zit vol zwammen.

Dat zijn dagen geteld waren, was wel duidelijk dus. Gisteren zag ik hem weer, of wat er van hem over is. Hij was al ernstig uitgehold, maar de droogte van deze zomer gaf hem vast de genadeslag.

Dat was het dan. Dag ouwe reus.

28-10-2022

Het blauwe boerderijtje

Ben volop bezig met schrijven, maar dat is voor het andere verhaal. Onlangs heb ik een hele dag doorgebracht in het Openluchtmuseum Arnhem. Net als dertig jaar geleden, maar van dat bezoek herinner ik mij weinig details.

Dit museum speelt een rol in het verhaal. Daarom keek ik er met andere ogen naar dan normaal. Ik trof er fragmenten uit het verleden van mijn voorouders aan en uit de geschiedenis van Arnhem. Deels zichtbaar, deels als een transparante film in mijn hoofd, die voor de huidige aanblik schoof. Een extra laag.

Verder hou ik gewoon van nostalgie en kneuterige huisjes. Zeker van zo’n pietepeuterig boerderijtje in blauw.

Confrontatie op het Klompenpad

Koe of stier pal voor overstappunt op de route van het Klompenpad

Het is zo’n pad dat al heel lang op mijn verlanglijst staat. Een gedeelte ervan heb ik eerder afgelegd. Maar dat was in een groep, met veel praters om mij heen en een gids die haast had. Als je een gebied echt goed in je op wil nemen, wil ‘ervaren’, dan moet je alleen gaan. Zeker wanneer je er herinneringen hebt aan gebeurtenissen die je enkel uit verhalen kent.

Een uitdaging is het wel, zo’n wandeling in je eentje over een Klompenpad. Op het kaartje staat dat er halverwege een trekpontje op mij wacht. Trekpontjes zijn leuk, maar ze vergen wel kracht. Ik herinner mij een ander trekpontje in de omgeving waar ik ben opgegroeid. Eerst stak de helft van onze wandelgroep over en vervolgens liep het pontje midden in de vaart vast. Dus moesten de achterblijvers twee kilometer omlopen naar de dichtstbijzijnde brug. En dan heb ik het nog niet over grote boze beesten in de wei gehad. Want dat is bij uitstek het kenmerk van een Klompenpad: jij en de plaatselijke veestapel delen dat.

Dit keer is het een pad waarvan ik de naam niet verklap. Omdat het gebied zo bijzonder mooi en rustig is, en ik dat graag zo houd.

Uitdagend was het wel. Want al na een kilometer werd ik opgewacht door bovenstaand beest. Het was niet direct zichtbaar of het een koe of een stier was. Maar het snuivende rund stond wel afgezonderd van de kudde, die honderd meter verderop toekeek. Lakenvelders staan bekend om hun zachte aard, maar toch. Ik moest het hele veld nog oversteken, recht op hem/haar toelopen en dan achter zijn/haar dikke derrière over het prikkeldraad met stroom stappen. Daarom heb ik eerst voor een afleidingsmanoeuvre gezorgd, zodat het beest van het overstapje weg zou lopen.

Eenmaal met die hindernis achter mij, kon ik veilig aan de goede kant van de afrastering verder wandelen. Totdat ik bij de volgende overstap kwam. Want daar liep niet één stier. Nee, daar liep een hele kudde van dat jonge, onstuimige spul! Mijn God, zeg. Hoe verzinnen ze het. Pal op de route van dit Klompenpad. Wil de boer soms van al die wandelaars af?

Dus daar stond ik. Voor een overstap naar een veld van minimaal honderd breed met zicht op de volgende overstap recht aan de overkant. En zeker twintig van die zwart/witte stiertjes ertussen. Echt niet dat ik dat ging doen. Mij is van jongs af aan geleerd dat je niet moet dollen met stieren. En zeker van dat jonge spul weet je niet wat ze in hun speelse kop halen.

Dus moest ik weer op mijn schreden terugkeren.

En toen ineens kwamen ze brullend op mij af. Uit het niets. Twee donkergrijze straaljagers van de luchtmacht, laag over mijn pad scherend. Ik keek hoe ze naderden en zag dat de tweede heel even met zijn vleugel naar mij zwaaide. Zoals de Spitfires hier ook deden, in 1944, als ze een Messerschmidt geraakt hadden.

Maar misschien beeld ik mij die groet in. Moest hij gewoon een kwartslag zwenken om zijn weg voort te zetten naar Duitsland.

Etymologie peekaboo – kiekeboe

Flower says ‘peekaboo!

Soms weet ik het absoluut beter dan degenen die ervoor hebben doorgeleerd. Neem nu het Nederlandse ‘kiekeboe’ en het Engelse ‘peekaboo’. Je kent het wel. Dat spelletje, waarbij je plotseling je gezicht toont of ergens achter tevoorschijn komt en ‘boe’ roept. Kleine kinderen zijn er dol op. Op etymonline.com staat bij peekaboo: ‘as a children’s game attested from 1590s; as an adjective meaning ‘see-through, open,’ it dates from 1895. From peek + boo.’ Attested from 1590s! Kijk, dan heb je mij.

Al jaren geleden stelden taalkundigen zich de vraag of er verwantschap was. Niet alleen de klanken komen overeen. Ook de woorden ‘kiek’ en ‘peek’ hebben een vergelijkbare betekenis. En ‘boe’ in het Nederlands komt overeen met ‘boo’ in het Engels.

De Leidse wetenschappelijke uitgeverij Brill wijdde er in gewichtige taal een hoofdstukje aan. (Zie deze tekst uit 1942 in het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde op pagina 215-216 ‘Over eenige werkwoorden die ‘kijken’ beteekenen’.)

Ik geloof het wel. Maar er wordt met geen woord gerept over die ontstaansperiode: de jaren negentig van de zestiende eeuw. Nu wil het geval dat ik mijn familiegeschiedenis ken. En toevallig heb ik een paar voorouders uit Engeland. Tenminste, daar zijn ze op de boot gestapt toen ze naar Holland kwamen. Maar voordat ze in Engeland woonden, kwamen ze uit Vlaanderen. Zij vertrokken daar ongeveer tussen 1565 en 1580. En in Vlaanderen spreekt men een soort Nederlands. Vul de rest maar in.

Ik durf te wedden dat de exacte oorsprong van ‘peekaboo’ in het pittoreske ‘Dutch Quarter’ van Colchester ligt. En anders wel in Norwich of Hastings. Met dank aan mijn voorouders.

(Dit logje verscheen oorspronkelijk op 29 juli 2018 en verdween onlangs bij de sloop van mijn blog. De inhoud blijft relevant. Daarom publiceer ik het opnieuw.)

Oeps, ik heb mijn blog gesloopt

Iemand schreef dat hij niet wist hoe een bepaalde kwestie moest worden opgelost. Ik dacht: ‘Daar heb ik iets over geschreven op mijn blog.’ Maar toen ik ernaar ging zoeken, kon ik het niet vinden.

Wat ik wel vond, waren enkele logjes over hetzelfde onderwerp, met pingbacks onderaan. Toen ik daarop klikte, bleken die logjes niet meer te bestaan. Ik had ze gewist, tijdens een van de vorige opruimsessies. Dat betekende dat dit blog vol gebroken linkjes stond.

Tja. Wat wilde ik doen met al die oude logjes? Want ik kon het niet meer herstellen. En wat was nu mijn toekomstige doel met dit blog?

Lang verhaal kort. Ik besloot er flink de bezem door te halen. (Eerst alles doorlopen en kijken wat je wilt bewaren.) Dat schoot niet op. Vervolgens bracht ik alles over naar de prullenbak. (En daar op ‘herstel’ klikken bij de logjes die je alsnog wilt houden. Lijst na lijst na lijst.) Al doende dwaalden mijn gedachten af en klikte ik per ongeluk op ‘Prullenbak legen’. En zo verdween ineens alles. Alles behalve het oudste openingslog en een handjevol concepten van teruggezette logs. Zoals het logje over mooie streekmuziek.

Dus dat was het dan. Bijna negen jaar bloggeschiedenis down the drain.

Dag oude logjes. Het was blijkbaar jullie tijd om te gaan.

De troost van Prediker

Bij de uitvaart van prins Philip werd een prachtige tekst voorgelezen uit Ecclesiastes. Ecclesiastes is het boek Prediker uit het Oude Testament. Veel mensen stappen nu sneller naar een coach, dan dat ze raad zoeken in dat boek. Maar ik kan de Bijbel in bepaalde situaties best aanbevelen. Neem nu dat boek Prediker. Daar staan veel wijze woorden in. Ik zou zeggen: lees het eens als je wat melancholiek bent.

Deze week was ik nogal caught off-balance, so to speak. Het kwam door een relatief onbelangrijke gebeurtenis. Iemand anders zou er misschien zijn schouders over ophalen en gewoon weer doorgaan. Ik niet. Deze keer in elk geval. Het gaf mij een gevoel van verslagenheid. Van verlies. Alsof alles fout gaat en ik nooit meer eens iets win. En als dat eenmaal begint, dan komen gelijk al die andere voorvallen uit het verleden voorbij, in een lange rij. Dat is wel de pest van ouder worden: hoe meer levenservaring je hebt, hoe meer er op zulke momenten ook weer boven komt.

Veel mensen putten troost uit hun geloof. Maar troost kan evengoed komen uit onverwachte hoek. Namelijk uit onderzoek. Vandaag lees ik het boek De Polen van Driel, van George F. Cholewczynski. Dit gaat over de Polen die samen met de geallieerden tegen de Duitsers vochten in de slag om Arnhem. En dan vooral over generaal-majoor Stanislaw Sosabowski. Het is een boek waar je in het begin even doorheen moet, maar dan krijg je ook wat. Ik lees het bewust, omdat elk verhaal meerdere kanten heeft. En deze man leefde niet in de makkelijkste tijd van zijn landsgeschiedenis.

Het is een verhaal van onverwachte wendingen; van agressie en verraad. Van trots, machteloosheid en verlies. Van bizarre situaties waarin ieder van ons kan belanden en die je doen afvragen welke keuzes je zelf in zo’n geval maakt. Als – dan. Daarover gaat het boek Prediker ook.

Vanwege mijn reizigersverleden beschouw ik het Britse koningshuis een beetje als het mijne. De uitvaartdienst van Prins Philip vond ik waardig en mooi. [En nee, ik hoef niet te weten wat een ander hiervan vond.] Je kon gelijk zien waar bepaalde scenes uit The Lord of the Rings op zijn gebaseerd. Terwijl ik naar deze plechtige uitvaart keek, kwam er weer een hele serie beelden langs uit het verleden. Beelden van landen in de Commonwealth, en andere die ooit Brits zijn geweest.

De oude Britten en ik delen een stukje geschiedenis, hoe klein ook. Daarom raakte deze tekst uit Prediker mij zo:

Ecclesiasticus 43. 11-26.

‘Look at the rainbow and praise its Maker; it shines with a supreme beauty, rounding the sky with its gleaming arc, a bow bent by the hands of the Most High. His command speeds the snow storm and sends the swift lightning to execute his sentence. To that end the storehouses are opened, and the clouds fly out like birds. By his mighty power the clouds are piled up and the hailstones broken small. The crash of his thunder makes the earth writhe, and, when he appears, an earthquake shakes the hills. At his will the south wind blows, the squall from the north and the hurricane.

He scatters the snow-flakes like birds alighting; they settle like a swarm of locusts. The eye is dazzled by their beautiful whiteness, and as they fall the mind is entranced. He spreads frost on the earth like salt, and icicles form like pointed stakes. A cold blast from the north, and ice grows hard on the water, settling on every pool, as though the water were putting on a breastplate. He consumes the hills, scorches the wilderness, and withers the grass like fire.

Cloudy weather quickly puts all to rights, and dew brings welcome relief after heat. By the power of his thought he tamed the deep and planted it with islands. Those who sail the sea tell stories of its dangers, which astonish all who hear them; in it are strange and wonderful creatures, all kinds of living things and huge sea-monsters. By his own action he achieves his end, and by his word all things are held together.’