Een zakelijke afspraak combineer ik graag met uitstapjes in de omgeving. Na een bespreking in Zevenaar ging ik met het buurtbusje naar het verste oord in mijn onderzoeksgebied dat nog op mijn lijstje stond. Spijk. Tegen de grens met Duitsland. Zoiets vind ik nou leuk. Het buurtbusje reed door Elten heen, zodat ik werkelijk even in het buitenland kwam. Bericht op mijn telefoon: Welkom in Duitsland. Bord bij de grens: Auf Wiedersehen. En dat allemaal zonder paspoort. Je hoeft maar even de grens over te gaan en de huizen worden al anders. Op de terugweg reed ik in een Duitse trein. Het was net een vakantiedag, gewoon met een chipkaart van het OV. Een volgende keer stap ik in en rij ik helemaal naar Emmerich mee.
Dit is paal nummer 1 van het waterschap Rijn en IJssel. Een grensgeval bij het ‘begin’ van de Rijn.
Dit zijn de laatste dagen voordat het grote moment daar is. Dit zijn de laatste dagen waarin ik in onwetendheid verkeer. Over hoe het gaat lopen en hoe mijn werk ontvangen wordt. Want dit zijn de aller, allerlaatste dagen voordat de stapel boeken binnenkomt en ik de verhalen uit mijn onderzoek aan de wereld presenteer.
Zo heb ik mij heel lang niet meer gevoeld. Deze situatie is vergelijkbaar met de verwachtingsvolle spanning wanneer je in het eerste vliegtuig stapt met een one way ticket in je hand en op wereldreis gaat. Ik ken dat.
Hoe goed je de routes ook uitstippelt en hoe veel plannen je ook maakt, je weet uiteindelijk toch nooit hoe het loopt.
Anderen zouden het nieuws allang van de daken hebben geschreeuwd en op alle sociale media berichten hebben rondgestrooid. Ik niet. Ik wilde eerst zeker weten dat het werk af kwam en dat het resultaat er mag zijn.
Want misschien komt er beetje reuring en wervelt er straks een klein stofwolkje op, waarna de rust weer terugkeert.
Maar evengoed kan datgene gebeuren wat ik al vanaf dag één heb vermoed. Namelijk dat ik echt een bijzonder verhaal te pakken heb en dat ik iets ga presenteren wat later als een standaardwerk wordt beschouwd.
Tot die tijd verkeer ik in het ongewisse.
Nu is alles nog rustig.
Misschien zal ik later terugdenken aan dit moment.
Koe of stier pal voor overstappunt op de route van het Klompenpad
Het is zo’n pad dat al heel lang op mijn verlanglijst staat. Een gedeelte ervan heb ik eerder afgelegd. Maar dat was in een groep, met veel praters om mij heen en een gids die haast had. Als je een gebied echt goed in je op wil nemen, wil ‘ervaren’, dan moet je alleen gaan. Zeker wanneer je er herinneringen hebt aan gebeurtenissen die je enkel uit verhalen kent.
Een uitdaging is het wel, zo’n wandeling in je eentje over een Klompenpad. Op het kaartje staat dat er halverwege een trekpontje op mij wacht. Trekpontjes zijn leuk, maar ze vergen wel kracht. Ik herinner mij een ander trekpontje in de omgeving waar ik ben opgegroeid. Eerst stak de helft van onze wandelgroep over en vervolgens liep het pontje midden in de vaart vast. Dus moesten de achterblijvers twee kilometer omlopen naar de dichtstbijzijnde brug. En dan heb ik het nog niet over grote boze beesten in de wei gehad. Want dat is bij uitstek het kenmerk van een Klompenpad: jij en de plaatselijke veestapel delen dat.
Dit keer is het een pad waarvan ik de naam niet verklap. Omdat het gebied zo bijzonder mooi en rustig is, en ik dat graag zo houd.
Uitdagend was het wel. Want al na een kilometer werd ik opgewacht door bovenstaand beest. Het was niet direct zichtbaar of het een koe of een stier was. Maar het snuivende rund stond wel afgezonderd van de kudde, die honderd meter verderop toekeek. Lakenvelders staan bekend om hun zachte aard, maar toch. Ik moest het hele veld nog oversteken, recht op hem/haar toelopen en dan achter zijn/haar dikke derrière over het prikkeldraad met stroom stappen. Daarom heb ik eerst voor een afleidingsmanoeuvre gezorgd, zodat het beest van het overstapje weg zou lopen.
Eenmaal met die hindernis achter mij, kon ik veilig aan de goede kant van de afrastering verder wandelen. Totdat ik bij de volgende overstap kwam. Want daar liep niet één stier. Nee, daar liep een hele kudde van dat jonge, onstuimige spul! Mijn God, zeg. Hoe verzinnen ze het. Pal op de route van dit Klompenpad. Wil de boer soms van al die wandelaars af?
Dus daar stond ik. Voor een overstap naar een veld van minimaal honderd breed met zicht op de volgende overstap recht aan de overkant. En zeker twintig van die zwart/witte stiertjes ertussen. Echt niet dat ik dat ging doen. Mij is van jongs af aan geleerd dat je niet moet dollen met stieren. En zeker van dat jonge spul weet je niet wat ze in hun speelse kop halen.
Dus moest ik weer op mijn schreden terugkeren.
En toen ineens kwamen ze brullend op mij af. Uit het niets. Twee donkergrijze straaljagers van de luchtmacht, laag over mijn pad scherend. Ik keek hoe ze naderden en zag dat de tweede heel even met zijn vleugel naar mij zwaaide. Zoals de Spitfires hier ook deden, in 1944, als ze een Messerschmidt geraakt hadden.
Maar misschien beeld ik mij die groet in. Moest hij gewoon een kwartslag zwenken om zijn weg voort te zetten naar Duitsland.