Dit is weer zo’n situatie. Zo een waarvan ik weet dat ik maar beter even niets kan doen. Omdat het mij heel hoog zit. Omdat ze niet terugbellen. Omdat ze mij maar laten wachten. Omdat ze hun beloftes weer niet waarmaken. Omdat ze mij niet serieus nemen, zeker? Omdat je ook nooit van die mannen op aan kan. Omdat al die bouwvakkers niet te vertrouwen zijn. Wel mooie praatjes, hè. Maar gewoon zelf die telefoon pakken en eindelijk een afspraak maken en vervolgens netjes het werk uitvoeren? Ho maar.
Ik Moet Ook Altijd Overal Zelf Achteraan.
Nee, op zulke momenten kan ik maar beter even niet bellen, mezelf kennende.
Denk aan hoe het je vroeger op kantoor deed. Denk aan die SMART-afspraak. Zet ze verbaal klem. Net zo ferm tot ze toezeggen wat je horen wil. Je kan het wel. Je hebt het voor je werk zo vaak gedaan.
Als het mij niet lukt, dan ligt het aan mij. …
Maar met zulke zelfdestructieve gedachten kom je er niet.
Eerst koffie.
Dan bellen.
Tring, tring.
[Zijn vrouw neemt de telefoon aan.] Ik doe kort mijn verhaal en laat een stilte vallen om haar een reactie te ontlokken.
‘Ja, hij komt deze week.’, zegt ze vriendelijk. ‘Op woensdag, donderdag of vrijdag. Ik wilde even wachten met bellen, want het is zo vervelend als het andere werk uitloopt en het toch een dagje later wordt.’
Slik.
Wat moet ik nou met al die opgehoopte adrenaline doen?