Spreken in het openbaar

Vrijwel direct na de verschijning van mijn boek kreeg ik het eerste verzoek. Of ik een lezing wilde geven over mijn onderzoek. Dus voor een groep. Mijn indruk is, dat spreken in het openbaar er bij de jeugd van tegenwoordig met de paplepel ingegoten wordt. In mijn jeugd en binnen de kringen waarin ik ben opgegroeid, was dat niet het geval. Vagelijk herinner ik mij nog een spreekbeurt voor de vierde of vijfde klas lagere school.

Twintig jaar geleden belandde ik samen met enkele collega’s op het podium van een dorpsgebouw. Het was tijdens mijn eerste dienstreis in het buitenland. We waren in een afgelegen plaats op het platteland in het oosten van Oeganda. Om beurten moesten we onszelf voorstellen aan de toehoorders en iets vertellen over ons werkbezoek. In het kleine gebouwtje zaten de toegestroomde volwassenen op houten bankjes samengepropt. Buiten voor de open ramen stonden kleine kinderen zich te verdringen om maar niets te missen van het schouwspel. Het hoefde niet uitgebreid. Mijn collega’s gingen mij voor. Zo kon ik leren hoe zij hun verhaal samenstelden en wist ik wat mij te doen stond.

Een paar jaar later zat ik in een zaal vol hoogopgeleide mensen. Het was tijdens een congres in Nairobi. Iemand vroeg of de microfoon rond kon gaan, zodat alle aanwezigen zich konden voorstellen. Rij na rij kwam de microfoon langzaam naderbij, terwijl ik met bonkend hart zat te repeteren wat ik zeggen zou. Mijn naam, mijn functie en de organisatie waarvoor ik werk. Dat was alles wat ik hoefde te zeggen. Maar ik kreeg het er benauwd van en schrok alsnog toen mijn stem luid galmde door de zaal.

Als je een boek uitgeeft, moet je zorgen dat je daar aandacht voor krijgt. Lezingen geven schijnt goed te werken. Het zal mij geen enkele moeite kosten om een uur vol te praten als ik eenmaal op dreef ben. Maar voorlopig is lezingen geven nog een brug te ver. Vertelmomenten met rondetafelgesprekken voor kleine groepen liggen mij beter.

Toch had ik mijzelf tot doel gesteld om te werken aan de bekendheid van mijn boek. Daarom moest ik maar eens met een ultrakorte presentatie een beginnetje maken. Voor een publiek vol onbekenden, die ongetwijfeld ‘allemaal kenner’ waren. Maximaal twee minuten mocht het duren. Gelukkig maar.

Ik weet niet hoe het anderen, die op zulke momenten eveneens een beetje gespannen raken, vergaat. In mijn geval ben ik vooraf nooit zeker van het resultaat. Het is zelfs zo, dat ik op het moment suprême geen enkele controle meer over mijn woorden heb. Ze komen er gewoon uit, terwijl het almaar lichter wordt in mijn hoofd. Op het duizelige af, bedoel ik.

Dus heb ik eerst aan de spreekstalmeester gevraagd wat de gang van zaken was. Als ik een praatje wilde houden, hoefde ik het maar te zeggen. Dan zou hij mij twee minuten de tijd geven. Het was pauze, dus mocht ik er nog even over nadenken. Dat deed ik buiten. Ik had mij tas gepakt en mijn jas weer aangetrokken. Ik liep zelfs al twintig meter weg van dat alles en van die stampensvolle zaal.

Toen heb ik de stoute schoenen aangetrokken, mij omgedraaid en twee minuten spreektijd gevraagd. Om 18:30 uur begon mijn alloceerde tijdslot. Iemand met een hele vlotte babbel was voor mij aan de beurt. Het zal dan vast weer tegenvallen, dacht ik, als ik eenmaal aan het woord ben. Toen kreeg ik de microfoon in handen gedrukt.

Het ging wel goed, geloof ik, want na afloop stond er een kring met belangstellenden om mij heen.

Gelukkig was ik compleet vergeten dat alles werd gefilmd en dat mijn praatje straks voor eeuwig op internet staat. Kan ik ook eens rustig terugkijken wat ik nu eigenlijk allemaal heb gezegd en gedaan.

De spinnenwebben belicht

Op 30 september 2022 in de Renkumse Jufferswaard. Spinnenwebben op een bramenstruik langs de Rijn. Door de zon belicht.

De uiterwaard daar, met zijn ruïnes van een oude steenfabriek, was een belofte die nu ingewilligd is.

Ik liep er na afloop van een gesprek, waarin eindelijk is toegegeven dat er fouten zijn gemaakt. Drie jaar na dato weliswaar. Omdat ‘opgeven’ niet in mijn woordenboek staat.

Momenteel hou ik evaluatiegesprekken met alle organisaties die direct of indirect een rol in de kwestie hebben gespeeld. Omdat ik vind dat zij moeten weten, moeten beseffen, wat het onwenselijke nevenresultaat van hun hulpverlening aan die ander is geweest. Een stukje bewustwording dus.

Ik weet wat mijn allersterkste drijfveer is. Het is er een die ik van mijn Waalse hugenotenvoorouders overgeleverd gekregen heb. Het is sterker dan mijzelf.

Controle houden of loslaten

Op weg naar het onbekende

In een oude Volkskrant staat een bericht dat mij fascineert. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat mensen nog liever pijn lijden dan dat ze zich vervelen. Je zou denken dat de meesten van ons het heerlijk vinden om hangend op de bank lekker niets te doen. Maar nee hoor, we willen continu bezig zijn. Al is het maar frutselen met een pen. Paul van Lange, hoogleraar sociale psychologie aan de VU heeft er een verklaring voor. ‘Actief zijn geeft ons het gevoel dat we controle hebben.’

Is controle hebben dan zo belangrijk? En wanneer heb je ooit echt controle? Kennelijk wijk ik af, want ik mag graag minutenlang voor mij uit staren en wegdromen. Sterker, misschien is dat een manier om controle te krijgen over onduidelijke zaken. Zodra mijn gedachten in rustiger vaarwater komen, kan ik ze ordenen, waarna er ruimte voor nieuwe ideeën ontstaat.

De regie ben je kwijt wanneer je situaties en consequenties niet meer overziet. Dan lijkt het alsof je in een diep meer springt en niet weet waaraan je begint. Dit is een beetje eng, maar op zich niet erg. Pas wanneer je het gevoel krijgt dat je aan de rand van een afrond staat, is er iets mis. We stappen voor de lol in zweefmolens en achtbanen. Zweven en ‘loskomen’ vinden we best leuk, zolang er een veiligheidssysteem is.

Veiligheid en zekerheid horen bij onze belangrijkste behoeften. Zo bezien is het logisch dat we graag de regie in handen houden. Het verlangen daarnaar kan echter verlammend werken, met alle risico’s van dien. Want gebrek aan innovatie, in conservatieve culturen bijvoorbeeld, houdt juist onveilige en onzekere leefsituaties in stand. Het is ook niet slim om blind te varen op elke les uit het verleden wanneer de wereld om ons heen snel verandert.

Dus kennelijk willen we iets doen en we houden graag grip op ons leven. Dan is leren loslaten handig in deze tijd.

(Dit logje uit juli 2014 is onlangs gewist bij de sloop van mijn blog. Het blijft relevant en daarom publiceer ik het opnieuw.)

Zwijgzame mensen

Gesloten, zwijgzame types moet je soms echt uit hun tent lokken om te weten wat er in hen omgaat. Oudere mannen zijn berucht in dit verband. Vrouwen hebben al snel de neiging om van alles te zoeken achter het stilzwijgen van hun partner. Terwijl hij dan gewoon denkt aan de reparatie van zijn fiets. Het wordt pas echt ingewikkeld als er iets speelt en de ander daar onduidelijk over is. Maar normaal gesproken mag iemand best even stil zijn, vind ik. Het is ook wel prettig als iemand eerst nadenkt voordat hij of zij wat zegt.

Iedereen is verschillend. Het komt deels door aangeleerd gedrag dat mensen hun gedachten niet uitspreken. Zo werd aan ouderen in hun jeugd verteld dat zij niet mochten ‘zeuren’. Sommige mensen zijn door ervaringen onzeker of wantrouwend geworden. Anderen kunnen de juiste woorden niet vinden. En je hebt mensen die juist wijzer zijn dan de spreker. In gezelschap van nadrukkelijk aanwezige types doen introverte mensen er liever het zwijgen toe.

Jongere generaties hebben beter geleerd om hun mening te verwoorden en assertief op te treden. Jeugdige onbevangenheid en onafhankelijkheid helpen daarbij. Maar je moet ook sociale intelligentie, flexibiliteit en persoonlijke bagage hebben om een goed gesprek te kunnen voeren. Psycholoog Daniel Goleman beschrijft sociale intelligentie als het vermogen om de motieven, emoties, intenties en acties van anderen te begrijpen en hun gedrag te beïnvloeden. Dat is een hele kunst op zich als je zo ver wil gaan.

Stille types zwijgen om verschillende redenen. Als zij kunnen luisteren, hebben zij echter wel sociaal goud in handen. Alleen al omdat luisteraars schaars zijn. Bovendien leer je weinig van tien keer hetzelfde verhaal vertellen. Je ontdekt des te meer als je luistert naar anderen.

(Dit logje uit juli 2014 is onlangs gewist bij de sloop van mijn blog. Het blijft relevant en daarom publiceer ik het opnieuw.)

Gemoedsrust door aanvaarding

Op één van de laatste dagen van 2013 wandelde ik in Brabant. Na afloop schreef ik een bericht over aanvaarding. Heel mooi allemaal. Maar deze week kreeg de gevoelsmatige uitzichtloosheid van mijn werkloze staat toch bijna vat op mij. Op Eerste Paasdag vertelde ik hierover, waarna mijn zus het woord ‘aanvaarding’ uitsprak.

Precies. Ik wil mij niet laten kisten door negatieve gedachten. Vooral omdat ik de concrete invloed heb ervaren van een positieve levensinstelling. Noem het wilskracht, uitstraling of mindfulness. Effect heeft het beslist. Als ik ergens enthousiast over ben, dan komt deze instelling vanzelf weer.

Juist in lastige situaties is het een kunst om een constructieve gemoedstoestand vast te houden. Voordat je het weet, ga je afdwalen. Dit hangt volledig samen met vertrouwen; de tegenhanger van angst. Angst verlamt. Terwijl vertrouwen ruimte geeft aan creativiteit en flexibiliteit. Precies die twee eigenschappen zijn weer handig om uit een lastige situatie te ontsnappen. Bij een onvermijdelijke situatie is flexibiliteit van geest nodig om deze te aanvaarden.

Via aanvaarding lees ik over de acceptance and commitment therapy. Deze therapie bestaat uit zes samenhangende kernprocessen die helpen om te focussen. Dit zijn ze.

  • Cognitieve defusie: het leren scheiden van gedrag en kennis, ideeën of overtuigingen. Je kunt iets anders doen dan je gedachten je ingeven.
  • Mindfulness: oordeelvrij in het hier-en-nu je ervaringen observeren en ondergaan zonder actie te ondernemen.
  • Acceptatie: leren te stoppen met vechten tegen onvermijdelijke zaken in het leven.
  • Zelf-als-context: jezelf leren zien in samenhang met je omgeving.
  • Verhelderen van waarden: bepalen wat echt waardevol is in het leven, zoals gezondheid, relaties, vriendschap, ontwikkeling, spiritualiteit en creativiteit.
  • Toegewijde actie: de bereidheid om je gedrag stap voor stap te veranderen in de richting van de waarden waaraan je jezelf hebt verbonden.

Laat ik het zo zeggen. Stel dat iedereen het leven makkelijk vindt. Dan is er ook geen markt voor mindfulness en aanverwante benaderingen. Dat zou toch jammer zijn.

(Bron kernprocessen: Wikipedia.)

(PS. Op 30 augustus 2022 heb ik per ongeluk negen jaar bloggeschiedenis gewist. De logjes zijn definitief weg van Raam Open, maar bestaan nog als kladversie in Word. Veel daarvan is verouderd en nu minder relevant. Maar sommige logjes geven goed weer wat ik blijvend belangrijk vind en hoe ik momenteel in het leven sta. Daarom verschijnt hier een korte serie van die eerder gepubliceerde logjes.)

Terugblik op Israël, ruim 30 jaar later

Het is opmerkelijk hoeveel zaken vaag blijven, na herlezing van de brieven en mijn reisverslag. Wel zie ik het volunteershuisje zo weer voor me, evenals het boerenerf, de velden en de woestijn. Ik kan de winterwind voelen onder de strak blauwe hemel. De zonnestralen worden al warm. Ook hoor ik de enorme stilte, af en toe onderbroken door het geluid van een motor, een rammelend hek of de stoffige kuch van een koe.

Ik weet nog in welke richting de velden buiten het dorp lagen. Op de achtergrond was een heuvelrug. En rechts, voorbij de doorgaande weg, waren de wijngaarden. Plus de nabijgelegen bergen van Jordanië. Vele jaren later stond ik erbovenop, ter hoogte van Petra, en zag ik het vertrouwde woestijnlandschap terug. Bijna aanraakbaar, slechts gescheiden door een grens.

Ook herinner ik mij het gehotsebots op de oude tractor. Om bij de akker met tomaten te komen, moest je eerst dwars over een greppel rijden. Die tractor was een vaalrode krachtpatser. Daarmee kon ik vlot door het rulle woestijnzand heen rauzen.

Maar de gezichten zie ik nauwelijks nog voor me. Zwart haar, middelbruine ogen, gebronsde huid. Dat is wat ik nog weet. Een zachtaardige man. Zo anders dan de meesten in dat land. Hoewel die anderen onder hun rauwe imago soms ook een mildere kant verborgen hielden. Je moet daar hard en sterk zijn. Zijn vrouw leek ongelukkig op een boerderij in dat afgelegen dorp. Zouden ze nog bij elkaar zijn? Hun kinderen zijn inmiddels volwassen.

De brieven schreef ik aan familie tijdens een anderhalf jaar durende reis, ruim dertig jaar geleden. Nu lees ik ze terug, hopend op aanvullende details die ik sindsdien ben vergeten.

Het overvalt me hoezeer ik stilsta bij die (tweede) periode in Israël. Gaf het programma van Frans Bromet en Raoul Heertje soms een aanleiding? Zij onderzoeken daarin hun haat-liefde verhouding met dat land. Mijn eigen gevoelens zijn minstens even tegenstrijdig.

Zal er ooit sprake zijn van iets anders dan extremen? De taferelen en de schurende gesprekken in hun documentaire zijn zo herkenbaar. Bovendien is na ‘mijn’ tijd die monsterlijke muur gebouwd. Een splijtzwam, die de bevolkingsgroepen nog verder uiteen drijft. Een open wond in dierbare grond. Ik zou wel terug willen gaan, maar ik kan die muur niet aanzien.

In 1987, aan het begin van mijn eerste verblijf, wist ik nauwelijks iets van Israël af. Ik was 24 jaar oud, wilde op wereldreis gaan, en het liefst de winter doorbrengen in een warm oord. Onderweg ging ik in diverse landen werken, zoals backpackers dat al decennialang doen. Praktische informatie haalde ik uit Work Your Way Around The World van Susan Griffith. En de Bijbel ging naar Israël mee als geschiedenisboek en reisgids.

Israël stond in de jaren zeventig en tachtig qua werk bekend als makkelijke bestemming. Je hoefde maar langs een kantoortje in Tel Aviv te gaan en je had een baan. Bijvoorbeeld in de agrarische sector, kinderopvang of horeca. Veel reizigers waren pas afgestudeerd of ze hadden een tussenjaar. Het idee was om afwisselend een poosje te werken en dan weer wat van de wereld te zien. Op die manier kan je het rondreizen lang volhouden.

Ik had niets met politiek. Wel kwam Israël toen regelmatig in het nieuws. Maar ik had meer interesse in busdiensten naar toeristische trekpleisters, dan dat de Palestijnse kwestie mij aanging. Bovendien moet je daar echt moeite doen om zaken van meerdere kanten te zien. Veel mensen kennen slechts een kant. Als je aan de Joodse kant terecht komt, heb je nauwelijks contact met Palestijnen of Arabieren. En omgekeerd is dat dito eender.

Door mijn besluit belandde ik automatisch aan Joodse zijde. Maar dat bepaalde mijn positie niet, vond ik. Want ik ben zelf Nederlands en van oorsprong katholiek. En ik sloot mij niet af voor Palestijnen. Alleen duurde het maanden voordat ik met zo iemand sprak. Met een representant van ‘de anderen’. Op straat vond ik Arabische mannen wat opdringeriger, terwijl veel Joden zich meer als westerlingen gedroegen. Dat was in mijn beleving het voornaamste verschil.

Heel soms gedurende twee verblijfsperiodes daar, viel mij meer op. Ik schreef erover aan mijn familie.

In een brief over een uitstapje naar Akko. ‘Dat ligt ten noorden van Haifa aan de kust. Er is een oud gedeelte, wat nu een Arabische wijk is. De huizen zijn kris-kras gebouwd op een heuveltje en er zijn veel trapjes en doorkijkjes. Er lopen veel kinderen rond, die blijkbaar (in tegenstelling tot Joodse kinderen) niet naar school gaan. Eromheen, aan het water, is een enorme muur die door kruisvaarders is gebouwd.’ En zo gaat de beschrijving van het pittoreske stadje verder. Die kinderen liepen buiten op een woensdag en bij mijn weten was het geen feestdag.

En over een bezoek aan het oude deel van Jericho, waar ik een Amerikaanse vrouw ontmoette bij de opgravingen: ‘Met die Amerikaanse ben ik langs het refugeekamp naar een paleis van de één of andere sheik gelopen. We liepen langs de hoofdweg en nu tuuterden echt alle automobilisten. Ook Joden en militairen. (…) Terug naar Jerusalem kwamen we weer door het berggebied. Ik zag verschillende Bedouïnen-tentenkampen en schapenkuddes. Eigenlijk wel gek. Die mensen leven nog zowat in het stenen tijdperk terwijl boven hun hoofd militairen in supersonische straaljagers aan het oefenen waren.’

Aansluitend in de volgende alinea:
‘Wat het gevaar van rellen betreft. Dat is maar betrekkelijk. Het zijn meer incidenten en alle onlusten worden razendsnel de kop ingedrukt omdat er óvérál bewaking is. Bijvoorbeeld de toegangen naar de Klaagmuur. Daar staan op verschillende plaatsen minstens vijftig politieagenten en militairen. Iedereen die het terrein wil betreden wordt gefouilleerd.
De afgelopen dagen in Jerusalem zijn er verschillende relletjes geweest op nog geen twee kilometer afstand van mijn herberg, maar ik heb niets gemerkt. Ik heb de Dome of the Rock bezocht (Koepel van de Rots).’
Gevolgd door meer heilige en toeristische bezienswaardigheden. Yad Vashem maakte veel indruk.

Militairen waren inderdaad overal; ze hoorden bij het straatbeeld. Door hun aanwezigheid voelde ik mij veilig. In de woestijn keek niemand van zijn werk op wanneer er achter de heuvelrug militaire oefeningen waren. Dan was er een dof gerommel hoorbaar. Explosies in de verte maken hetzelfde geluid als onweer. Maanden later, toen ik al in Nederland terug was, dacht ik nog steeds bij onweer: ‘Oh, ze zijn zeker aan het oefenen.’ Zozeer was ik eraan gewend geraakt. In retrospectief vraag ik mij af of het wel altijd ‘oefeningen’ waren.

Dat ‘ik heb niets gemerkt’ in die brief was trouwens niet helemaal waar. (Mijn ouders lazen mee, vandaar.) Ik verbleef tijdens de eerste intifada enkele dagen in de christelijke wijk van Jeruzalem. Waar die intifada over ging, was mij globaal wel verteld. De traditionele winkeltjes in de oude binnenstad bleven uit protest gesloten. Dat vond ik jammer. En op een avond zei de Armeense herbergier dat het beter was om binnen te blijven. Achter de hoge muren en de gesloten poortdeur hoorde ik mensen rennen in het naastgelegen steegje.

Het heeft jaren geduurd voordat ik mij realiseerde dat je onmogelijk in zo’n land neutraal kan zijn. Bij iedere handeling maak je feitelijk keuzes tussen partijen. Ook al gebeurt dat onbewust.

Na lezing van de brieven en het reisjournaal haal ik mijn reisfotoboek tevoorschijn. En via internet zoek ik naar de twee plaatsen waarin ik verbleef. Voor het eerst zie ik er luchtfoto’s van. De omgeving rond de dorpjes is wat droger geworden; verder lijkt alles hetzelfde gebleven.

Tegelijk leer ik iets over de ontstaansgeschiedenis van beide plaatsen. De eerste ligt in het noorden en ‘was founded in 1949 by the movement on land that had belonged to the depopulated Arab village.’ Pardon? Dus dat betekent … ?

De tweede plaats ligt in de Negev-woestijn en staat vermeld in het Oude Testament. Tijdens mijn verblijf daar geniet ik vooral van de eenvoudige leefstijl. Even is mijn wereld klein. Ik ervaar er geborgenheid aan het eind van een lange reis op drie continenten. Zo wordt het een uitgelezen moment en plek voor bezinning.

Israël is geen makkelijk land om in te wonen. Iedereen betaalt een hoge prijs en de lontjes zijn kort. Pas nu vallen de passages op over inflatie en geldzorgen bij de gemeenschap in de woestijn. En ongemerkt is er altijd die dreiging. Zelfs op de luchtfoto is van grote afstand de omheining zichtbaar rond het dorp in die afgelegen vallei. De omheining is zes rijen dik en bestaat uit zes parallel geplaatste metalen hekken. Elk hek afzonderlijk is voorzien van meerdere rollen prikkeldraad boven elkaar. Dat was vast niet alleen om ’s nachts de rondzwervende woestijnwolven buiten te houden.

Desondanks voelde ik mij goed thuis in Israël. Het leven is er paradoxaal ook plezierig ongedwongen. Veel mensen zijn pragmatisch ingesteld. Het klimaat is aangenaam. Het openbaar vervoer is goed en je kan overal lekker eten. Daarbij was ik in Israël zeer welkom. (Heeft mijn nationaliteit nog altijd een streepje voor?)

Verder was het prettig en grappig dat ik er onopvallend als een local over straat kon gaan. Werkelijk iedereen dacht dat ik joods was. Qua haarkleur had het gekund, maar verder? Mijn vermeende ‘joodse’ trekken zijn eerder Frans. Wel schept de vluchtgeschiedenis van mijn Hugenoten-voorouders een soort lotsverbondenheid. Dus mogelijk is standvastigheid een gedeelde karaktertrek.

Israël heeft een belangrijke vormende rol gespeeld in mijn leven. Ik ben er mentaal gegroeid en wereldwijzer geworden. Desondanks duidt in 1989 nog weinig op een ontwakend maatschappelijk bewustzijn. Ik benoem dan vooral wensen qua concerten, werkrichting en relaties. Wel schemert er al een verlangen door naar een meer verstilde leefstijl.

Wat Israël betreft, zal ik nooit stelling nemen. Twee partijen menen evenveel recht te hebben op hetzelfde lapje grond. Grond die ook mij zeer dierbaar is. Mede daarom is het hartverscheurend om te zien waar zo’n uitzichtloze patstelling toe leidt.

Liefde, angst en onverschilligheid

Misschien is het waar dat al onze handelingen voortkomen uit liefde en angst. Zit je goed in je vel, dan lacht de wereld je toe. Maar wil het niet, dan kan je overal spoken zien. Het gevolg is dat je dit uitstraalt en er naar handelt. Daarna reageert de omgeving weer op jouw warmte of terughoudendheid. Voordat je het weet, creëer je een self fulfilling prophecy.

Volgens mij is er nog een derde emotie leidend, namelijk onverschilligheid. De verzorgingsstaat werkt onverschilligheid in de hand. Mijn eigenwijze buurman kan gerust onverschillig doen tegen zijn buren en zijn kinderen. Omdat hij behoeftig is, helpt de WMO-medewerker hem toch wel.

Of bestaat onverschilligheid niet? Niet echt, bedoel ik.