Old man look at my life

Tijdens een wandeling nader ik een glasbak bij een studentenflat. Vlakbij heeft een man zijn auto op de stoep geparkeerd. De laadbak wijd open, in de laadruimte wijndozen vol lege flessen. Een liefhebber, kennelijk.

Het is een slanke man met een gebreid mutsje op. Niet in reggaekleuren, maar in minder felle tinten. Toch doet iets mij gelijk aan een rasta denken. Komt het door zijn relaxte houding en rustige manier van doen? Hij heeft een wat verouderd, slobberend vest aan. En hij draagt een beige outdoor broek met veel zakken. Ik passeer hem en zie een blank, doorleefd gezicht. De man is ongeveer 65 jaar oud, schat ik.

Het bestuurdersportier van zijn kleine auto is eveneens geopend. In het voorbijlopen zie ik stoelen vol kruimels en stof op de bekleding. Naar buiten waait een flard muziek uit de nadagen van de hippietijd. Old man look at my life

En ineens zie ik het hele plaatje voor me. Hoe hij heeft geleefd. Waar en wanneer het begon. Hoe hij in een omgebouwd VW-busje door heel Europa heeft gereisd. In regenboogkleuren en regelmatig in enigszins bedwelmde staat. Door Turkije, Syrië, Irak, Iran en Afghanistan, tot aan India toe. Toen dat nog goed kon. In de hele regio liepen volken in lokale klederdracht rond. Het was een boeiende tijd voor iemand die weinig hecht aan een westerse leefstijl.

Het is nu allemaal zo lang geleden. Een voorgoed vervlogen tijd. Maar in al die jaren is hij trouw gebleven aan zichzelf. Hoe had hij anders kunnen leven? Hij. Een relikwie uit een recent, oneindig verleden. Een anachronisme. Wellicht is het geen toeval dat hij bij deze glasbak staat. Die studentenflat is waarschijnlijk het laatste bolwerk waar nog een zweem van die flowerpowerjaren rondwaart.

Old man look at my life. Ik ken het goed, maar weet even niet wie het zingt. Het lied ademt de sfeer van een hard en eenvoudig bestaan op het dunbevolkte platteland van Noord-Amerika. Onze ontmoeting duurt slechts seconden. Daarna houdt de zanger mij gezelschap op de rest van de wandelroute.

(Dit logje uit april 2014 is onlangs bij de sloop van mijn blog gewist. Voor mij heeft het eeuwigheidswaarde en daarom publiceer ik het opnieuw.)

Geboortebeperking als redding

Voedsel voor de toekomst

Kenia, bijna twintig jaar geleden. Ik zit in ons kantoor in Nairobi en Esther, mijn hoogopgeleide Keniaanse collega is aan het woord. Ze wil er niet meer. Ze heeft er nu wel genoeg. Drie kinderen heeft zij gebaard. De inwonende hulp zorgt voor de kleintjes terwijl zij en haar man werken. Met hun gezamenlijke inkomen kan het stel de kinderen een mooie toekomst bieden. Maar haar familie loopt haar continu te pushen om er meer te krijgen. Esther peinst er niet over. Genoeg is genoeg. En haar man vind het ook wel best zo.

Teruggeplaatste inzichten uit een grotendeels gesloopt blog

Op 4 juni 2014 opende ik het log Geboortebeperking als redding met bovenstaande alinea. Gisteren heb ik in één klap vrijwel mijn hele blog gewist. Dit plaatst mij voor de vraag welke oude berichten een herplaatsing waard zijn. Dit log is daar één van.

Geboortebeperking beschouw ik namelijk als een cruciaal onderdeel van de oplossing van tal van wereldproblemen. Wanneer, zoals nu, meisjes en vrouwen stelselmatig worden achtergesteld in alle landen waar mannen het politieke, juridische en economische overwicht hebben, dan kun je wachten op oorlog, hongersnood, vluchtelingenstromen en klimaatverandering. Daarom begin ik met een kernachtige beschrijving uit een rapport van wat die asielzoekersstromen (mede) veroorzaakt.

Natuurlijk stond er in dat rapport uit 2014 iets over zekerstelling van de gas- en olieaanvoer. Hoe actueel wil je het hebben?

Daarna volgt de tekst van Geboortebeperking als redding; het log waar die samenvatting toen onder stond.

The Security Demographic: Population and Civil Conflict After the Cold War (2003)

De Amerikaanse organisatie Population Action International verrichtte in 180 landen academisch onderzoek en publiceerde in 2003 het rapport ‘The Security Demographic: Population and Civil Conflict After the Cold War’. De resultaten draaien vooral rond de zogenaamde ‘demografische revolutie’. Dat is het proces waarbij gezinnen steeds kleiner worden en mensen gemiddeld steeds langer gaan leven.

Gedeeltelijk hebben ontwikkelingslanden waar de demografische transitie blijft steken, dat aan zichzelf te wijten. Meestal heeft de bevolking er onvoldoende toegang tot voorbehoedsmiddelen, informatie over gezinsplanning en tot gezondheidszorg. Vrouwen worden er vaak gediscrimineerd of kunnen nauwelijks naar school gaan. De vruchtbare landbouwgrond is slecht verdeeld of het ontbreekt kleine boeren aan middelen en kennis om goede oogsten binnen te halen. En/of er heerst schaarste aan water.

Landen met hoge geboortecijfers hebben acht keer vaker te maken met ernstige sociale onlusten dan landen waar gezinnen kleiner zijn. Landen waar de bevolkingsgroei in de steden meer dan vier procent bedraagt, glijden dubbel zo vaak af in burgeroorlogen dan landen waar de verstedelijking minder snel gaat. De meeste landen met een hoog conflictrisico liggen in West- en Oost-Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Azië.

De industrielanden besteden aandacht aan de regio’s, maar dan vooral in het kader van de oorlog tegen het terrorisme en om de aanvoer van olie en aardgas te verzekeren. Veel rijke landen geven ontwikkelingsgeld uit aan gezinsplanning en initiatieven om meisjes en vrouwen een betere toegang tot onderwijs te bieden. Maar onder druk van de anti-abortusbeweging heeft de Amerikaanse regering de kraan dichtgedraaid voor hulporganisaties en gezondheidsinstellingen die zich onvoldoende distantiëren van vruchtafdrijving. Daardoor zijn programma’s voor gezinsplanning in veel Afrikaanse en Aziatische landen in problemen gekomen.

En dan de landbouwsubsidies. Japan, de EU en de VS pompen massa’s geld in hun landbouwsector. Wat de wereldmarktprijzen doet dalen en miljoenen kleine boeren in de ontwikkelingslanden dwingt hun akkers te verlaten en naar de steden te trekken. [Waar al een groot, gefrustreerd leger aan jongvolwassenen met onvoldoende werk rondhangt.]

Geboortebeperking als redding

Kenia, 2005. Ik zit in ons kantoor in Nairobi en Esther, mijn hoogopgeleide Keniaanse collega is aan het woord. Ze wil er niet meer. Ze heeft er nu wel genoeg. Drie kinderen heeft zij gebaard. De inwonende hulp zorgt voor de kleintjes terwijl zij en haar man werken. Met hun gezamenlijke inkomen kan het stel de kinderen een mooie toekomst bieden. Maar haar familie loopt haar continu te pushen om er meer te krijgen. Esther peinst er niet over. Genoeg is genoeg. En haar man vind het zo ook wel best.

Diverse vrouwelijke Keniaanse collega’s knikken en hummen instemmend. En lachen met veelbetekenende blikken. Zij weten waar Esther het over heeft. Ook zij hebben keihard gewerkt om de positie te bereiken die zij nu hebben. Toch, zie je maar eens te onttrekken aan de dwang van tradities van familie die is achtergebleven op het platteland.

Geboortebeperking, of beter gezegd familieplanning, is vaak een ondergeschoven kindje in landen waar men met armoede kampt. Dit speelt in delen van Afrika, het Midden-Oosten en Azië. Het vergt een grote omschakeling in denken, vooral op het platteland. Eeuwenlang werd een grote kinderschare als weelde gezien. In traditionele gemeenschappen is dat nog steeds zo, terwijl de wereld eromheen niet stilstaat. Maar een grote kinderschare leidt tegenwoordig vaker tot armoede en conflicten.

In alle werelddelen heb je vooruitstrevende mensen en groepen die minder snel vooruit komen. Om welke reden dan ook. Overal leven mensen die iets van huwelijk willen maken en om hun kinderen geven. Zolang alles goed gaat, is er misschien weinig aan de hand. Maar bij problemen zijn vrouwen gewoonlijk slechter af dan mannen.

De gebruiken verschillen per stam, maar hier volgt een concrete situatie uit ruraal Oost-Afrika. Wanneer je vader bent van een paar kinderen, heb je goedkope werklieden voor op het veld, herders om je kudde te weiden, hulpjes om de oogst te verwerken en vertrouwelingen die voor je zorgen op je oude dag. Ben je vader van veel kinderen, dan is je status bij je maten gegarandeerd. Heb je als vrouw veel kinderen, dan geven zij ook jou status, maar draag je eveneens een flinke last. Want in veel plattelandsgemeenschappen ben jij degene die ze moet voeden, kleden en hun schoolgeld betaalt. Dat zijn niet de taken van pa.

De vader brengt bij zijn huwelijk een stukje land in dat jij als vrouw de rest van je huwelijk mag bewerken. Dat huwelijk geeft jou toegang tot land en een middel van bestaan. Zorg jij voor een goede oogst, dan kan je daar mooi de schooluniformen van betalen. Maar heb je toevallig de verkeerde echtgenoot getroffen? Dan heeft je man het volste recht om met de oogst naar de markt te gaan en al het geld voor zichzelf te houden.

Het wijkt nauwelijks af van Europa honderd jaar geleden. Toen moesten arme vrouwen van fabrieksarbeiders op betaaldag hun man onderscheppen voordat hij het café indook en al het geld opzoop. Excusez le mot. Het stemrecht voor vrouwen kwam bij ons pas in 1917.

Terug naar Afrika. Word jij in een patriarchale samenleving weduwe, dan ontstaat er een lastige situatie. Je mag hopen dat je een zoon hebt die de grond van zijn vader erft. Zo niet, dan gaat het eigendom waarschijnlijk naar de broer van je overleden man. Dit kan nogal vervelend uitpakken. Want als de zoon of de broer die grond volledig voor zijn eigen gezin opeist, zal jij als berooide weduwe moeten opkrassen. Ik verzin dit niet. Het is de realiteit anno 2014 op het platteland in Kenia.

Wat ik maar wil zeggen: een grote kinderschare is van oudsher in het voordeel van vaders in patriarchale samenlevingen. De moeders zijn afhankelijk van de welwillendheid van hun zonen. Mede daarom voeden Marokkaanse moeders hun zonen tot prinsjes op. Deze uitspraak komt van Ayaan Hirsi Ali. Zij komt zelf uit een traditionele samenleving. Ook het volgende zal ik niet licht vergeten. Een vrouw uit het Midden-Oosten vertelt trots hoeveel kinderen zij heeft. Wel zes. (Zonen. Plus vier dochters, maar die zijn het vermelden niet waard.)

Kinderen en vrouwen zijn een soort productiemiddelen in rurale patriarchale samenlevingen. Vraag je wat vrouwen zelf willen, dan ontstaat er een ander beeld. Ja, ook zij zijn trots om moeder te worden en zij houden van hun kinderen. Maar als ze de keuze hebben, vinden ze vier of vijf kinderen meestal wel genoeg. Slechts een enkeling kiest bewust voor een kinderschare van tien of twaalf. Dat is in hedendaags Barneveld net zo.

Hoge kindersterfte en verzekering van de eigen oude dag spelen een rol bij de wens om voldoende kinderen te krijgen. Economische ontwikkeling, scholing, hygiëne, voorlichting, beschikbare gezondheidszorg, overheidsbeleid en wetgeving zijn hierop van invloed. Inmiddels loopt de kindersterfte wereldwijd terug. Al gaat dat in sub Sahara Afrika aanzienlijk langzamer dan in andere regio’s. Toch zijn er meerdere uitzonderingen. Zoals Saoedi-Arabië, waar ondanks welvaart en medische zorg het geboortecijfer zeer hoog blijft. Niet geheel toevallig is de positie van vrouwen daar bijzonder zwak. Even schrijnend is de situatie in Pakistaan en Afghanistan, waar mannen niet altijd bereid zijn om geld aan zorg of scholing voor vrouwen te besteden.

Vrouwen uit de laagste klassen weten welke last er op hun schouders drukt. Ze moeten die kinderen zelf ter wereld brengen. Door huwelijken op zeer jonge leeftijd en door zwaar werk ontstaan complicaties bij zwangerschappen en bevallingen. In Holland trouwden arme vrouwen eeuwenlang wel boven hun twintigste. Vergeleken met Afrikaanse en Arabische kindbruidjes scheelde dat al gauw vier zwangerschappen. Zonder medische voorzieningen lopen meisjes en vrouwen een reëel risico bij elke bevalling. Met fistels en incontinentie, handicaps of sterfte tot gevolg. Of mogelijk verstoting door hun man. De mannen van kindbruidjes zijn gewoonlijk veel ouder, en vaak is zij zijn tweede of derde vrouw.

Hebben ze in ontwikkelingslanden dan geen liefdevolle relaties? Natuurlijk zijn die er genoeg. Maar het punt is dat vrouwen in veel patriarchale samenlevingen zijn overgeleverd aan de willekeur van mannen. Wetgeving is er zelden in het voordeel van vrouwen. Het maakt weinig uit of wetten zijn gebaseerd op stamrecht, religie of nationale jurisprudentie. De meest dramatische toestanden ontstaan bij scheidingen (vrouwen verliezen bijvoorbeeld zeggenschap over hun kinderen), verdeling van bezit en erfrecht (verlies van inkomen en bestaanszekerheid).

Het is trouwens een dooddoener om te stellen dat de Islam voor overbevolking zorgt. Kijk naar het grootste Islamitische land ter wereld. In Indonesië promoot de overheid wel degelijk familieplanning. Op billboards langs de weg staat overal het ideaal: papa, mama en een paar kinderen. Het is maar net welke leider er aan de macht is. Anderzijds is geboorteplanning versus gezinsuitbreiding inzet van politieke machthebbers om tegenwicht te bieden aan groeiende minderheden. En dan was er nog een paus die het gebruik van condooms verbood. Lekker handig nu half zuidelijk Afrika HIV is geïnfecteerd.

Dit alles heeft weinig te maken met specifieke wensen van vrouwen. Politieke machthebbers, rechters, stamoudsten, geestelijke leiders en legeraanvoerders zijn overwegend mannen. Zij maken de dienst uit en hebben meestal een belang bij behoud van de status quo.

Wereldwijd wil vermoedelijk wel degelijk een groeiende groep mannen minder kinderen. Dat blijkt al uit landen waar het geboortecijfer is gedaald. Evenals in Europa zijn hoogopgeleide paren voorlopers op dat gebied. De middenklasse ziet dat ze een betere toekomst aan kroost kan bieden, wanneer ze het aantal kinderen beperkt. Wat armere mannen vaak in de weg staat, valt te lezen op ipsnouvelles.be.   

De noodzaak en luxe van rebellie

Waarom wordt iemand een rebel of dwarsdenker en hoe wenselijk is dat voor de persoon zelf? De Boekenweek staat dit jaar in het teken van rebelse schrijvers. Zij hebben het lef om taboes te doorbreken en tegen de stroom in te gaan. Dat gaat verder dan woorden alleen. Ze leven naar de keuzes die ze maken. Hierdoor staat er voor hen persoonlijk iets op het spel. Voor rebellie hoef je overigens niet meteen de barricades op te gaan. Je kan het ook bescheiden aanpakken.

Rebels word je uit noodzaak, omdat je niet anders kan. Omdat je trouw moet blijven aan jezelf en aan je overtuigingen. Vermoedelijk zegt geen enkele rebel: ‘Kom, laten we vandaag eens rebel worden.’ Er kan een acute aanleiding zijn. Vaker gaat er een geleidelijk proces aan vooraf van bewustwording, groeiend ongemak en/of verontwaardiging. Rebellie draait om de essentiële zaken waar je pal voor staat. Zoals zeggenschap over je eigen leven, maar ook de leefbaarheid van onze planeet.

Rebelsheid ontstaat binnen relaties, en breder zodra je afwijkt van algemeen heersende opvattingen. Machthebbers rebelleren zelden in eigen land, want daar bepalen zij zelf de regels. Dan heet het visie en beleid.

Vanwege de consequenties is het bepaald lastig om rebel te zijn. In het gunstigste geval vervreemd je van enkele mensen om je heen. In het ergste geval bekoop je het met de dood en breng je je familie in gevaar. Binnen een dictatuur zou ik niet gauw de held gaan uithangen. Daarmee vergeleken lijkt rebellie in ons land op kinderspel.

Lijkt. Want steeds wanneer ik denk dat hier onderhand alles mogelijk is, blijkt dat toch anders te liggen. Zelfs onschuldig ogende keuzes en situaties zijn zonder meer confronterend voor sommige mensen om mij heen.

Zeg het volgende maar eens hardop:

  • ‘Eerlijk gezegd wandel ik hier in de natuur liever een poosje in stilte. Ja, ook al is dit een groepswandeling. We kunnen straks bij de horeca wel verder praten.’
  • [Impliciet.] ‘Ik wil uitsluitend parttime werken. Maximaal anderhalve dag per week. Ik leef super low-budget en heb voorlopig voldoende.’
  • [Expliciet.] ‘Heb je eenmaal een basis opgebouwd, zoals jij hebt gedaan, dan heb je heel weinig nodig om aangenaam te kunnen leven. Dus waarom werk je nog zo veel als je dat zo zat bent?’
  • ‘Ik vind dat Nederland veel te vol is met mensen en bedrijven, en wil dat we een flinke rem zetten op de bevolkingsgroei en de alles bepalende economie.’ [Oh yes, bepaalde mensen kunnen mijn bloed wel drinken.]
  • [Na een projectoverleg met carrière makende topverdieners in Den Haag, waar ik als zzp-er tijdelijk bij betrokken was:] ‘Nee, voor vanmiddag heb ik geen andere afspraak staan. Maar ik zie dat het zonnetje lekker schijnt. Daarom ga ik nu mooi even naar Scheveningen toe voor een strandwandeling.’

Terug naar de filosofie achter rebellie. Onlangs sprak ik een familielid over typerende ervaringen. We kwamen tot de conclusie dat andere mensen ons vaak harder nodig hebben dan wij hen. Rebellie is een noodzaak … en een luxe.

Terugblik op Israël, ruim 30 jaar later

Het is opmerkelijk hoeveel zaken vaag blijven, na herlezing van de brieven en mijn reisverslag. Wel zie ik het volunteershuisje zo weer voor me, evenals het boerenerf, de velden en de woestijn. Ik kan de winterwind voelen onder de strak blauwe hemel. De zonnestralen worden al warm. Ook hoor ik de enorme stilte, af en toe onderbroken door het geluid van een motor, een rammelend hek of de stoffige kuch van een koe.

Ik weet nog in welke richting de velden buiten het dorp lagen. Op de achtergrond was een heuvelrug. En rechts, voorbij de doorgaande weg, waren de wijngaarden. Plus de nabijgelegen bergen van Jordanië. Vele jaren later stond ik erbovenop, ter hoogte van Petra, en zag ik het vertrouwde woestijnlandschap terug. Bijna aanraakbaar, slechts gescheiden door een grens.

Ook herinner ik mij het gehotsebots op de oude tractor. Om bij de akker met tomaten te komen, moest je eerst dwars over een greppel rijden. Die tractor was een vaalrode krachtpatser. Daarmee kon ik vlot door het rulle woestijnzand heen rauzen.

Maar de gezichten zie ik nauwelijks nog voor me. Zwart haar, middelbruine ogen, gebronsde huid. Dat is wat ik nog weet. Een zachtaardige man. Zo anders dan de meesten in dat land. Hoewel die anderen onder hun rauwe imago soms ook een mildere kant verborgen hielden. Je moet daar hard en sterk zijn. Zijn vrouw leek ongelukkig op een boerderij in dat afgelegen dorp. Zouden ze nog bij elkaar zijn? Hun kinderen zijn inmiddels volwassen.

De brieven schreef ik aan familie tijdens een anderhalf jaar durende reis, ruim dertig jaar geleden. Nu lees ik ze terug, hopend op aanvullende details die ik sindsdien ben vergeten.

Het overvalt me hoezeer ik stilsta bij die (tweede) periode in Israël. Gaf het programma van Frans Bromet en Raoul Heertje soms een aanleiding? Zij onderzoeken daarin hun haat-liefde verhouding met dat land. Mijn eigen gevoelens zijn minstens even tegenstrijdig.

Zal er ooit sprake zijn van iets anders dan extremen? De taferelen en de schurende gesprekken in hun documentaire zijn zo herkenbaar. Bovendien is na ‘mijn’ tijd die monsterlijke muur gebouwd. Een splijtzwam, die de bevolkingsgroepen nog verder uiteen drijft. Een open wond in dierbare grond. Ik zou wel terug willen gaan, maar ik kan die muur niet aanzien.

In 1987, aan het begin van mijn eerste verblijf, wist ik nauwelijks iets van Israël af. Ik was 24 jaar oud, wilde op wereldreis gaan, en het liefst de winter doorbrengen in een warm oord. Onderweg ging ik in diverse landen werken, zoals backpackers dat al decennialang doen. Praktische informatie haalde ik uit Work Your Way Around The World van Susan Griffith. En de Bijbel ging naar Israël mee als geschiedenisboek en reisgids.

Israël stond in de jaren zeventig en tachtig qua werk bekend als makkelijke bestemming. Je hoefde maar langs een kantoortje in Tel Aviv te gaan en je had een baan. Bijvoorbeeld in de agrarische sector, kinderopvang of horeca. Veel reizigers waren pas afgestudeerd of ze hadden een tussenjaar. Het idee was om afwisselend een poosje te werken en dan weer wat van de wereld te zien. Op die manier kan je het rondreizen lang volhouden.

Ik had niets met politiek. Wel kwam Israël toen regelmatig in het nieuws. Maar ik had meer interesse in busdiensten naar toeristische trekpleisters, dan dat de Palestijnse kwestie mij aanging. Bovendien moet je daar echt moeite doen om zaken van meerdere kanten te zien. Veel mensen kennen slechts een kant. Als je aan de Joodse kant terecht komt, heb je nauwelijks contact met Palestijnen of Arabieren. En omgekeerd is dat dito eender.

Door mijn besluit belandde ik automatisch aan Joodse zijde. Maar dat bepaalde mijn positie niet, vond ik. Want ik ben zelf Nederlands en van oorsprong katholiek. En ik sloot mij niet af voor Palestijnen. Alleen duurde het maanden voordat ik met zo iemand sprak. Met een representant van ‘de anderen’. Op straat vond ik Arabische mannen wat opdringeriger, terwijl veel Joden zich meer als westerlingen gedroegen. Dat was in mijn beleving het voornaamste verschil.

Heel soms gedurende twee verblijfsperiodes daar, viel mij meer op. Ik schreef erover aan mijn familie.

In een brief over een uitstapje naar Akko. ‘Dat ligt ten noorden van Haifa aan de kust. Er is een oud gedeelte, wat nu een Arabische wijk is. De huizen zijn kris-kras gebouwd op een heuveltje en er zijn veel trapjes en doorkijkjes. Er lopen veel kinderen rond, die blijkbaar (in tegenstelling tot Joodse kinderen) niet naar school gaan. Eromheen, aan het water, is een enorme muur die door kruisvaarders is gebouwd.’ En zo gaat de beschrijving van het pittoreske stadje verder. Die kinderen liepen buiten op een woensdag en bij mijn weten was het geen feestdag.

En over een bezoek aan het oude deel van Jericho, waar ik een Amerikaanse vrouw ontmoette bij de opgravingen: ‘Met die Amerikaanse ben ik langs het refugeekamp naar een paleis van de één of andere sheik gelopen. We liepen langs de hoofdweg en nu tuuterden echt alle automobilisten. Ook Joden en militairen. (…) Terug naar Jerusalem kwamen we weer door het berggebied. Ik zag verschillende Bedouïnen-tentenkampen en schapenkuddes. Eigenlijk wel gek. Die mensen leven nog zowat in het stenen tijdperk terwijl boven hun hoofd militairen in supersonische straaljagers aan het oefenen waren.’

Aansluitend in de volgende alinea:
‘Wat het gevaar van rellen betreft. Dat is maar betrekkelijk. Het zijn meer incidenten en alle onlusten worden razendsnel de kop ingedrukt omdat er óvérál bewaking is. Bijvoorbeeld de toegangen naar de Klaagmuur. Daar staan op verschillende plaatsen minstens vijftig politieagenten en militairen. Iedereen die het terrein wil betreden wordt gefouilleerd.
De afgelopen dagen in Jerusalem zijn er verschillende relletjes geweest op nog geen twee kilometer afstand van mijn herberg, maar ik heb niets gemerkt. Ik heb de Dome of the Rock bezocht (Koepel van de Rots).’
Gevolgd door meer heilige en toeristische bezienswaardigheden. Yad Vashem maakte veel indruk.

Militairen waren inderdaad overal; ze hoorden bij het straatbeeld. Door hun aanwezigheid voelde ik mij veilig. In de woestijn keek niemand van zijn werk op wanneer er achter de heuvelrug militaire oefeningen waren. Dan was er een dof gerommel hoorbaar. Explosies in de verte maken hetzelfde geluid als onweer. Maanden later, toen ik al in Nederland terug was, dacht ik nog steeds bij onweer: ‘Oh, ze zijn zeker aan het oefenen.’ Zozeer was ik eraan gewend geraakt. In retrospectief vraag ik mij af of het wel altijd ‘oefeningen’ waren.

Dat ‘ik heb niets gemerkt’ in die brief was trouwens niet helemaal waar. (Mijn ouders lazen mee, vandaar.) Ik verbleef tijdens de eerste intifada enkele dagen in de christelijke wijk van Jeruzalem. Waar die intifada over ging, was mij globaal wel verteld. De traditionele winkeltjes in de oude binnenstad bleven uit protest gesloten. Dat vond ik jammer. En op een avond zei de Armeense herbergier dat het beter was om binnen te blijven. Achter de hoge muren en de gesloten poortdeur hoorde ik mensen rennen in het naastgelegen steegje.

Het heeft jaren geduurd voordat ik mij realiseerde dat je onmogelijk in zo’n land neutraal kan zijn. Bij iedere handeling maak je feitelijk keuzes tussen partijen. Ook al gebeurt dat onbewust.

Na lezing van de brieven en het reisjournaal haal ik mijn reisfotoboek tevoorschijn. En via internet zoek ik naar de twee plaatsen waarin ik verbleef. Voor het eerst zie ik er luchtfoto’s van. De omgeving rond de dorpjes is wat droger geworden; verder lijkt alles hetzelfde gebleven.

Tegelijk leer ik iets over de ontstaansgeschiedenis van beide plaatsen. De eerste ligt in het noorden en ‘was founded in 1949 by the movement on land that had belonged to the depopulated Arab village.’ Pardon? Dus dat betekent … ?

De tweede plaats ligt in de Negev-woestijn en staat vermeld in het Oude Testament. Tijdens mijn verblijf daar geniet ik vooral van de eenvoudige leefstijl. Even is mijn wereld klein. Ik ervaar er geborgenheid aan het eind van een lange reis op drie continenten. Zo wordt het een uitgelezen moment en plek voor bezinning.

Israël is geen makkelijk land om in te wonen. Iedereen betaalt een hoge prijs en de lontjes zijn kort. Pas nu vallen de passages op over inflatie en geldzorgen bij de gemeenschap in de woestijn. En ongemerkt is er altijd die dreiging. Zelfs op de luchtfoto is van grote afstand de omheining zichtbaar rond het dorp in die afgelegen vallei. De omheining is zes rijen dik en bestaat uit zes parallel geplaatste metalen hekken. Elk hek afzonderlijk is voorzien van meerdere rollen prikkeldraad boven elkaar. Dat was vast niet alleen om ’s nachts de rondzwervende woestijnwolven buiten te houden.

Desondanks voelde ik mij goed thuis in Israël. Het leven is er paradoxaal ook plezierig ongedwongen. Veel mensen zijn pragmatisch ingesteld. Het klimaat is aangenaam. Het openbaar vervoer is goed en je kan overal lekker eten. Daarbij was ik in Israël zeer welkom. (Heeft mijn nationaliteit nog altijd een streepje voor?)

Verder was het prettig en grappig dat ik er onopvallend als een local over straat kon gaan. Werkelijk iedereen dacht dat ik joods was. Qua haarkleur had het gekund, maar verder? Mijn vermeende ‘joodse’ trekken zijn eerder Frans. Wel schept de vluchtgeschiedenis van mijn Hugenoten-voorouders een soort lotsverbondenheid. Dus mogelijk is standvastigheid een gedeelde karaktertrek.

Israël heeft een belangrijke vormende rol gespeeld in mijn leven. Ik ben er mentaal gegroeid en wereldwijzer geworden. Desondanks duidt in 1989 nog weinig op een ontwakend maatschappelijk bewustzijn. Ik benoem dan vooral wensen qua concerten, werkrichting en relaties. Wel schemert er al een verlangen door naar een meer verstilde leefstijl.

Wat Israël betreft, zal ik nooit stelling nemen. Twee partijen menen evenveel recht te hebben op hetzelfde lapje grond. Grond die ook mij zeer dierbaar is. Mede daarom is het hartverscheurend om te zien waar zo’n uitzichtloze patstelling toe leidt.

Liefde, angst en onverschilligheid

Misschien is het waar dat al onze handelingen voortkomen uit liefde en angst. Zit je goed in je vel, dan lacht de wereld je toe. Maar wil het niet, dan kan je overal spoken zien. Het gevolg is dat je dit uitstraalt en er naar handelt. Daarna reageert de omgeving weer op jouw warmte of terughoudendheid. Voordat je het weet, creëer je een self fulfilling prophecy.

Volgens mij is er nog een derde emotie leidend, namelijk onverschilligheid. De verzorgingsstaat werkt onverschilligheid in de hand. Mijn eigenwijze buurman kan gerust onverschillig doen tegen zijn buren en zijn kinderen. Omdat hij behoeftig is, helpt de WMO-medewerker hem toch wel.

Of bestaat onverschilligheid niet? Niet echt, bedoel ik.