De eerste 3 weken van mijn nieuwe boek

‘Wat ben je aan het doen, Graven in de vuurlinie?, vraagt Facebook aan mij. Facebook!?!, zal de vaste volger van Raam Open nu denken. Ja, echt. Zó ver is het dus gekomen, dat ik op dat sociale medium zit. Je moet er wat voor over hebben, als je een boek over ‘de loopgraven’ bij een breed publiek bekend wil maken.

‘Waar te beginnen?’, denk ik naar aanleiding van die vraag. Drie weken geleden verscheen mijn eerste boek over de gebeurtenissen in het spergebied langs de Rijn in Gelderland 1944 – 1945. Direct nadat ik de aankondiging op het raam plakte, stond de overbuurman al voor de deur. Daarna is het geen moment meer rustig geweest. Deel I De Liemers kreeg een warm onthaal.

Graven in de vuurlinie, Deel I De Liemers

Voor mij als kersverse uitgeefster is er een compleet nieuwe wereld open gegaan. Persberichten schrijven, interviews geven, aan fotoshoots meewerken, bestellingen klaarmaken, goed verpakkingsmateriaal regelen, stap voor stap het marketingplan uitvoeren en bij boekhandels langsgaan.

Het is heel leerzaam allemaal. Even boeiend zijn de gesprekken met mensen die het boek ophalen. Dat is namelijk een optie. ‘Ontmoet de auteur’, staat er boven het bestelformulier. Want wie het boek afhaalt, vertelt meestal ook nog iets over wat familieleden in het spergebied hebben meegemaakt.

De afgelopen drie weken heb ik beleefd als een rit in een achtbaan. Vandaag is de eerste dag waarop alles weer een beetje normaal draait. En dat is goed, want inmiddels wachten er al diverse mensen op de verschijning van Deel II.

Of het lang rustig zal blijven, is de vraag. Wekelijks wil ik een dag aan marketingactiviteiten besteden en gisteren heb ik een nieuwe mailing de deur uit gedaan. Intussen staat er het nodige in de steigers: twee aankondigingen in een nieuwsbrief en in een tijdschrift van twee belangenorganisaties komen eraan. Daarnaast volgt er een tweede krantenartikel op basis van een interview met fotoshoot, plus waarschijnlijk een kleiner artikel in een derde krant.

Wat sociale media betreft, is het nog een beetje onwennig allemaal. Mij staat het volgende voor ogen. Op Raam Open zal ik over mijn persoonlijke ervaringen blijven schrijven, tussen logjes over andere onderwerpen door. Facebook en Instagram wil ik inzetten voor contacten met geïnteresseerden en met relevante groepen over mijn onderzoeksthema. LinkedIn is er voor het beroepsmatige achtergrondverhaal. En dan de website van Graven in de vuurlinie (www.gridvl.nl). Die vormt de kern als onderzoekprojectwebsite, informatiecentrum, uitgeverij en verkoopkanaal.

Graven in de vuurlinie, Gelderland 1944 – 1945, Leven in het spergebied langs de Rijn, Deel I De Liemers is het eerste resultaat. Dit boek gaat over de bizarre werk- en leefomstandigheden in het ontruimde frontgebied dat direct na de Slag om Arnhem ontstond. Duizenden Nederlandse mannen werden hier tewerkgesteld. Pal in het schootsveld van de geallieerden moesten zij een Duitse verdedigingslinie aanleggen. Ze kwamen uit de regio zelf of waren opgepakt tijdens razzia’s in plaatsen als Rotterdam, Utrecht, Zeist, Den Haag, Groningen en Apeldoorn.

De geschiedenis van dit voormalige spergebied is niet eerder integraal in kaart gebracht. Ik vertel het onbekende, maar boeiende verhaal aan de hand van persoonlijke brieven en dagboeken van de toenmalige ooggetuigen: dwangarbeiders én kleine groepjes bewoners die ondanks alle gevaren waren gebleven. Voor nabestaanden en huidige bewoners bevat dit boek verrassend veel nieuwe informatie.

De folder van het boek met kaft en inhoudsopgave:

Etymologie peekaboo – kiekeboe

Flower says ‘peekaboo!

Soms weet ik het absoluut beter dan degenen die ervoor hebben doorgeleerd. Neem nu het Nederlandse ‘kiekeboe’ en het Engelse ‘peekaboo’. Je kent het wel. Dat spelletje, waarbij je plotseling je gezicht toont of ergens achter tevoorschijn komt en ‘boe’ roept. Kleine kinderen zijn er dol op. Op etymonline.com staat bij peekaboo: ‘as a children’s game attested from 1590s; as an adjective meaning ‘see-through, open,’ it dates from 1895. From peek + boo.’ Attested from 1590s! Kijk, dan heb je mij.

Al jaren geleden stelden taalkundigen zich de vraag of er verwantschap was. Niet alleen de klanken komen overeen. Ook de woorden ‘kiek’ en ‘peek’ hebben een vergelijkbare betekenis. En ‘boe’ in het Nederlands komt overeen met ‘boo’ in het Engels.

De Leidse wetenschappelijke uitgeverij Brill wijdde er in gewichtige taal een hoofdstukje aan. (Zie deze tekst uit 1942 in het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde op pagina 215-216 ‘Over eenige werkwoorden die ‘kijken’ beteekenen’.)

Ik geloof het wel. Maar er wordt met geen woord gerept over die ontstaansperiode: de jaren negentig van de zestiende eeuw. Nu wil het geval dat ik mijn familiegeschiedenis ken. En toevallig heb ik een paar voorouders uit Engeland. Tenminste, daar zijn ze op de boot gestapt toen ze naar Holland kwamen. Maar voordat ze in Engeland woonden, kwamen ze uit Vlaanderen. Zij vertrokken daar ongeveer tussen 1565 en 1580. En in Vlaanderen spreekt men een soort Nederlands. Vul de rest maar in.

Ik durf te wedden dat de exacte oorsprong van ‘peekaboo’ in het pittoreske ‘Dutch Quarter’ van Colchester ligt. En anders wel in Norwich of Hastings. Met dank aan mijn voorouders.

(Dit logje verscheen oorspronkelijk op 29 juli 2018 en verdween onlangs bij de sloop van mijn blog. De inhoud blijft relevant. Daarom publiceer ik het opnieuw.)

De spinnenwebben belicht

Op 30 september 2022 in de Renkumse Jufferswaard. Spinnenwebben op een bramenstruik langs de Rijn. Door de zon belicht.

De uiterwaard daar, met zijn ruïnes van een oude steenfabriek, was een belofte die nu ingewilligd is.

Ik liep er na afloop van een gesprek, waarin eindelijk is toegegeven dat er fouten zijn gemaakt. Drie jaar na dato weliswaar. Omdat ‘opgeven’ niet in mijn woordenboek staat.

Momenteel hou ik evaluatiegesprekken met alle organisaties die direct of indirect een rol in de kwestie hebben gespeeld. Omdat ik vind dat zij moeten weten, moeten beseffen, wat het onwenselijke nevenresultaat van hun hulpverlening aan die ander is geweest. Een stukje bewustwording dus.

Ik weet wat mijn allersterkste drijfveer is. Het is er een die ik van mijn Waalse hugenotenvoorouders overgeleverd gekregen heb. Het is sterker dan mijzelf.

Controle houden of loslaten

Op weg naar het onbekende

In een oude Volkskrant staat een bericht dat mij fascineert. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat mensen nog liever pijn lijden dan dat ze zich vervelen. Je zou denken dat de meesten van ons het heerlijk vinden om hangend op de bank lekker niets te doen. Maar nee hoor, we willen continu bezig zijn. Al is het maar frutselen met een pen. Paul van Lange, hoogleraar sociale psychologie aan de VU heeft er een verklaring voor. ‘Actief zijn geeft ons het gevoel dat we controle hebben.’

Is controle hebben dan zo belangrijk? En wanneer heb je ooit echt controle? Kennelijk wijk ik af, want ik mag graag minutenlang voor mij uit staren en wegdromen. Sterker, misschien is dat een manier om controle te krijgen over onduidelijke zaken. Zodra mijn gedachten in rustiger vaarwater komen, kan ik ze ordenen, waarna er ruimte voor nieuwe ideeën ontstaat.

De regie ben je kwijt wanneer je situaties en consequenties niet meer overziet. Dan lijkt het alsof je in een diep meer springt en niet weet waaraan je begint. Dit is een beetje eng, maar op zich niet erg. Pas wanneer je het gevoel krijgt dat je aan de rand van een afrond staat, is er iets mis. We stappen voor de lol in zweefmolens en achtbanen. Zweven en ‘loskomen’ vinden we best leuk, zolang er een veiligheidssysteem is.

Veiligheid en zekerheid horen bij onze belangrijkste behoeften. Zo bezien is het logisch dat we graag de regie in handen houden. Het verlangen daarnaar kan echter verlammend werken, met alle risico’s van dien. Want gebrek aan innovatie, in conservatieve culturen bijvoorbeeld, houdt juist onveilige en onzekere leefsituaties in stand. Het is ook niet slim om blind te varen op elke les uit het verleden wanneer de wereld om ons heen snel verandert.

Dus kennelijk willen we iets doen en we houden graag grip op ons leven. Dan is leren loslaten handig in deze tijd.

(Dit logje uit juli 2014 is onlangs gewist bij de sloop van mijn blog. Het blijft relevant en daarom publiceer ik het opnieuw.)

Originele denker out of the box

Dit herken je vast: Je zit op je werk, staat op het voetbalveld, of bent op bezoek bij je schoonfamilie. Je krijgt een briljante ingeving. In je enthousiasme deel je jouw idee met iedereen die het maar horen wil. Helaas. Niemand wil het horen. Sterker, ze kijken je een beetje meewarig aan. Zo van: heb je haar of hem ook weer. Ik moet eerlijk bekennen dat mij dit regelmatig overkomt.

Wat mij ook overkomt, is dit. Ik heb een briljant idee en een ander gaat daarmee aan de haal. Als voorbeeld denk ik terug aan een echt gebeurd voorval.

Ik was met een groepje Nederlanders op vakantie in Jordanië. We lagen even buiten Aqaba op het strand te zonnen en zwommen lekker in zee. Toen stopte er een auto. Eruit stapten vier Saoedische mannen. Zij liepen naar ons toe en gingen vlak bij ons staan. Vervolgens keken ze ongegeneerd minutenlang verlekkerd naar al dat blanke vlees. Geleidelijk aan werd dit toch wel wat irritant.

En let nu even heel goed op.

Toen zei ik dus tegen het meisje naast mij: ‘We moeten rustig naar ze toe lopen, pontificaal voor ze gaan staan en dan heel kalm van ieder van hen een foto maken’. Zij stond op en deed het nog ook. De vier mannen wisten niet hoe gauw ze met hun dikke buiken terug moesten rennen; snel hun auto in en daarna stoven ze weg. Geweldig!

We hebben er smakelijk om gelachen. Zij had ze maar mooi weggejaagd. Dat vond ik ook. Maar toen begonnen de anderen (waar ik bij stond) haar te complimenteren met haar goede idee. En wat deed zij? Zij hield haar mond en wees niet naar mij.

Ik krijg trouwens vaak alsnog gelijk, wanneer men mijn ideeën niet serieus neemt. Ik wrijf het er niet in hoor, helemaal niet. Ik waarschuw alleen maar even. Want een idee van mij werd onlangs ook al niet door de Volkskrant gepubliceerd. Gisteren bleek dat de Duitsers het nu gaan uitvoeren. Geen wonder dat zij ons zo vaak voorbijstreven.

(Dit logje uit november 2013 is onlangs gewist bij de sloop van mijn blog. Het blijft actueel en daarom publiceer ik het opnieuw.)

Door framing mis je leuke dingen

Framing in positieve vorm van het Stille-Zuidzeelicht op een kaal station

Stephan Sanders rept in de Volkskrant over een identiteitenstrijd. Termen als ‘wit’ en ‘blank’ staan ter discussie, net zoals voormalige helden van de VOC. Stel, je schrijft dat een dronken Belgische man een Nederlandse vrouw aanrijdt. Dan is de vermelding van nationaliteiten overbodig. Benoem je ze toch, dan doe je aan framing. Daarmee plaats je alle Belgen in het verdachtenbankje. Vergis je niet. Met framing doen we zowel de ander als onszelf tekort.

Dat we een aantal zaken en termen grondig herzien, prima. Maar blijf even nadenken. Framing is van oorsprong een overlevingsstrategie. We schatten mensen bij een eerste kennismaking direct in: te vertrouwen of niet. Daarna vormen we ons snel een beeld van iemand: vriendelijk, dominant, passief, actief, enzovoort. Dan is dat alvast duidelijk en kunnen we verder. Een probleem is wel dat oude indrukken vrij hardnekkig blijven hangen. Zelfs al wijzen latere ervaringen bij nader inzien op iets anders.

Deze week had ik ontmoetingen met diverse onbekenden. Stuk voor stuk verrasten ze mij, bij nader inzien. Een gespierde militair bijvoorbeeld, met zo’n crew cut kapsel. Wat blijkt? Hij doet er ook ICT-werk voor schoonheidsspecialisten bij. Of een man uit de bouwsector. Die verzucht dat het zo’n ouderwets mannenbolwerk is. Hij wil graag parttime werken, maar daar begint zijn werkgever niet aan.

We zijn allemaal geïndoctrineerd door opvoeding, opleiding en oude ervaringen. Dat ‘allemaal’ betreft hier ook de andere partij. Stephan Sanders heeft een kleurtje. Voor hem is de zwart/wit-kwestie mogelijk wat gevoeliger dan voor mij. Maar ik heb in het buitenland evengoed met framing te maken. Vooral in armere landen. Hoe donkerder de bevolking, hoe sterker het speelt.

In Afrika is het moeilijk om met lokale inwoners gelijkwaardige vriendschappen op te bouwen. Tenzij ze een universitaire opleiding hebben genoten. Want ik ben wit, of blank zo je wilt. Een muzungu. De eerste barrière waar ik doorheen moet, is het beeld van een wandelende portemonnee. Het tweede beeld dat ik soms moet doorbreken, is dat ik geen mistress ben. In de betekenis van bazin. Alsof je het als blanke automatisch beter weet dan zij, en dus de leiding moet nemen. Geen van deze beelden doen recht aan mij. In Nederland poets ik gewoon zelf de wc.

Let wel, er zitten voordelen aan een white woman privilege. Deuren gaan letterlijk voor je open, terwijl die voor lokale inwoners gesloten blijven. Zoals de deuren naar een bar en het zwembad van een vijfsterrenhotel waar je zelf niet verblijft. Dat is wrang, maar nog tamelijk onschuldig. Het wordt een probleem als de plaatselijke bevolking hierdoor naast kansen grijpt. Zoals wanneer mensen geen nuttig netwerk kunnen opbouwen, puur door wie of wat ze zijn. Toch kent ook ons land barrières. Ik kom evenmin zomaar bij een Rotary Club binnen.

Het kan anders. Neem deze spontane ontmoeting in het Arnhemse alternatieve circuit. Een 18-jarige jongen met Antilliaanse gelaatstrekken zit aan tafel met een 35-jarige Marokkaan. Ze eten en ze drinken allebei bier (!) Ik ken hen niet en schuif met een vol bord aan. We praten over wat we doen. Daarbij denk ik aan werk, maar mogelijk hebben zij het over hobby’s. Dat blijft in het midden. De Antilliaan is voetballer. De Berber is hiphop danser. Als je zonder nadere omschrijving foto’s van deze twee krijgt, wie zie je dan aan voor hiphopper?

(Dit logje uit januari 2018 is onlangs bij de sloop van mijn blog gewist. Het blijft relevant, vind ik, en daarom publiceer ik het opnieuw.)