Tja, hoe kom je er op? Het is tenslotte eerste kerstdag. We zitten met z’n allen aan een lange tafel. Het is nog ruim voor het kerstdiner. Misschien speelt de aardse omgeving mee: een stil hoekje van het uitgestrekte Drentse platteland. Duitsland ligt op vijf kilometer afstand. Ons gezelschap bestaat onder meer uit twee paarden, vier honden, twee konijnen, tientallen cavia’s, wat kippen in een plantenkas en rivierkreeften in een mortelbak. De meeste beesten lopen overigens buiten. Ineens moet ik denken aan hoge nood en toiletbezoek. Heel logisch.
Vrouwen herkennen dit vast. Je bent buiten, of lang onderweg in de bus of de trein. Of je zit tussen anderen ingeklemd tijdens een concert. En je moet erg nodig naar de wc. Maar dat komt nu even niet uit. Dus hou je het maar op. Als je dan eindelijk naar het toilet toe kan, (in de pauze, of zodra de bus na vier uur rijden stopt bij een wegrestaurant), stort de hele meute zich daar tegelijk op. Waardoor je nog langer voor de gesloten deurtjes moet wachten. En als je éindelijk zelf naar het toilet kan … dan kan je niet meer. Ongeacht wat je doet. Daar zit je dan. Verkrampt, of gewoon te veel afgeleid door alle geluiden om je heen. Soms kan één andere aanwezige al genoeg zijn.
Andere variant. Ik herinner me een bijzonder hoge nood na een strandwandeling. Het was januari 1986. Er stond storm kracht 10 en de temperatuur lag rond het vriespunt. Ik wandelde van Katwijk naar Scheveningen, tegen de wind in. Want daar lag het aangespoelde schip de Rio Grande. Van heinde en verre kwamen mensen naar de zee om dat spectaculaire fenomeen te zien. (Mind you, jaren tachtig, er was nog geen Netflix of internet.) Bij het schip stonden heuse dranghekken in het zand. Veiligheid voor alles. Alleen waren ze vergeten een paar mobiele toiletten neer te zetten.
Kort na het trotseren van de zuidwesterstorm, de zandstraling en de ijzige kou keerde ik huiswaarts. Ondertussen moest ik wel héél erg nodig. Maar bij windkracht 10 en een temperatuur van 0 graden zit je zelfs in een duinpannetje ietwat onrustig. Dus hield ik het maar op. Het was nog een hele tocht naar huis. Eerst kilometers teruglopen, daarna verkleumd wachten op een bus en vervolgens het laatste stuk fietsen.
Tegen de tijd dat ik thuis kwam, waren mijn vingers totaal verstijfd. Ik kon nog net met de grootste moeite mijn huissleutels uit mijn broekzak halen. Echt beetpakken ging niet meer. Mijn vingers wilden namelijk niet meer buigen. De sleutel moest ik tussen beide handen klemmen en dan in het slot draaien. Eenmaal bij het toilet, ontstond het grootste probleem. Want met bevroren vingers krijg je de knoop van een strakke broek niet los en geen gulp open. Moest ik dan maar naar mijn buurman gaan en hem om hulp vragen?
Was er geen buurvrouw voorhanden? ☺
Heel toevallig waren de drie meest nabije buren allemaal mannen.
Ik herken het, dat je ineens niet meer kunt door de aanwezigheid van anderen. Ik kan het wel vrij goed ophouden.
Dat laatste is wel zo handig voor onderweg. Vermoedelijk zijn mannen qua blaas sowieso in het voordeel.
Als ik door aanwezigheid van anderen niet meer kan, denk ik vaak terug aan een buslading Amerikanen op het toilet van een druk wegrestaurant. Zij leken zich nergens voor te schamen en letten evenmin op anderen. Die herinnering helpt (meestal).
Aanhouden met ophouden!
Zoals mijn Ome Jan (zaliger) placht te zeggen.
Heel toepasselijk. Soms is dat de enige optie.
Heel herkenbaar dit… ik moet altijd. Of ik nou thuis voordat we weggingen ben geweest of niet, als we onderweg zijn (op het strand, in de auto, maakt niet uit) dan moet ik weer. Hoe kouder het is, hoe hoger de nood. En ik vraag me nu af of het mij vandaag nog gaat lukken je bloedneusblog geheel te lezen… (met al die linkjes tussendoor) 🙄
Leefden we nog maar in de tijd van de holbewoners. Die trokken zich er vast weinig van aan dat anderen hen bij het toiletteren konden zien (en horen, en ruiken).
Dáár heb ik geen moeite mee. Wel met koude wind langs mijn intieme delen als ik wildplas… 😨
Dit roept weer een nieuwe herinnering op. Groepsreis in IJsland: koud, vlak landschap, geen boom te bekennen en overal wind. Dames aan de ene kant van de bus en heren aan de andere kant. Brrr.
Haha… zie het helemaal voor me… Waanzinnig land. Ben er 1x met een stel collega’s (persreis) geweest. Dat smaakte naar meer (maar gaat er niet meer van komen, tenzij we ooit nog eens met een zeilboot die kant op kunnen…) Tóen had ik nog geen plasproblemen overigens… 😉