Wachtend op groen zie ik hem verschijnen
Een man lopend op het fietspad
Met een fiets aan zijn hand
Die zet hij stilletjes tegen een paal
Op een heuvel in de middenberm van de weg
Hij stapt van de heuvel af en steekt het pad over
Naar het vluchtheuveltje aan de andere kant
Nu met zijn fietstas in de hand
Een bosje gele bloemen steekt er fleurig uit
Zou hij de vader zijn?
Want
Hij zet zijn bril af
Haalt een klein handdoekje uit zijn fietstas
En wrijft ermee langs zijn ogen
Ineens intiem, bijna gênant, ik wil niet te veel staren
Plakband
Om een andere paal
Op die andere vluchtheuvel
Houdt een schuin gezakte glazen pot
Met oude bloemen vast
Hij
Spreidt het doekje op de grond
En knielt neer bij dat potje
Zet het glas overeind
En pakt het verse bosje bloemen.
Lichten springen op groen
Ik rij weg en passeer
Net als het voortrazende autoverkeer
Iedereen in het dorp kent haar naam
En weet wie zij was.
Aan de overkant van de N206
Wordt een boer in het groene gras
Olijk omringd en begroet
Door dartelende
Schaapjes.